Books Should Be Free Loyal Books Free Public Domain Audiobooks & eBook Downloads |
|
Liedekens van Bontekoe en vijf novellen Blaauw bes, blauw bes!—'T is maar een pennelikker!—Marie—De ezelinnen—Hanna By: E. J. (Everhardus Johannes) Potgieter (1808-1875) |
---|
![]()
LIEDEKENS VAN BONTEKOE door E.J. POTGIETER VIJF NOVELLEN: (BLAAUW BES, BLAAUW BES! 'T IS MAAR EEN PENNELIKKER! MARIE DE EZELINNEN
HANNA)
LIEDEKENS VAN BONTEKOE
Aan de kant van de Revier komende daer de Praeuw lag, stond daer een
hoop Inwoonders; en haperden geweldig tegen elkander; het scheen dat de
eene wilde hebben dat ik voer en de ander niet. Ik greep een of twee uit
den hoop by den arm, en stuwde ze na de Praeuw toe, om te varen gelyk of
ik noch Meester was, en ik was boven half Knechte niet. Sy sagen er soo
vreesselyk uit als Dollemannen, doch lieten haer geseggen: en twee
gingen met my in de Praeuw, de eene ging agter sitten, en de ander voor:
elk met een scheppertjen in de hand, en staken af; sy hadden elk een
Kris op haer syde steken, synde een geweer of het een Ponjaerd was, met
vlammen. Doen wy wat gevaren hadden, kwam de agterste na my toe, want ik
sat midden in de Praeuw, en wees dat hy geld wilde hebben. Ik taste in
myn dief sak, haelde er een kwartjen uit, en gaf het hem. Hy stond en
bekeek het, en wiste niet wat hij doen wilde; doch nam het ten lesten,
en wond het in syn Kleedjen dat hy om syn middel hadde, de voorste
siende dat syn Maet wat gekregen had, kwam mede na my toe, en wees my
dat hy ook wat hebben wilde; ik dat siende, haelde weder een kwartjen
uit myn dief sak: en gaf het hem. Hij stond en bekeek het mede, 't leek
dat hij in twijffel was of hy het geld wilde nemen, dan of hy my wilde
aentasten, 't welk sy ligt souden hebben kunnen doen, want ik hadde geen
geweer, en sy hadden elk een Kris op syde. Daer sat ik als een schaep
tusschen twee Wolven, met duisend vreesen; God weet hoe ik te moede was:
voeren also voor stroom af; omtrent ten halver weeg aan de boot synde,
begonnen sy te tieren en te parlementen, het scheen aen alle teekenen
dat sy my om den hals wilde brengen. Ik dit siende, was soo benauwt dat
mij het hart in mijn lyf trilde en beefde van vreese, keerden my
derhalven tot God: bad hem om genade en dat hy my verstand wilde geven,
wat my best in die gelegenheid stond te doen: en het scheen of mij
inwendig geseid wierd, dat ik singen soude, hetwelk ik dede: hoewel ik
in sulke benauwheid was, en song dat het door de boomen en Bosschagie
klonk, want de Revier was aan beide syden met hooge boomen bewassen. En
als sy dit sagen, begonden te lagchen, gaepten dat men haer in de keel
sien kon, soo dat het leek dat sy meenden, dat ik geen swarigheid van
haer maekte; doch ik was heel anders in myn herte gesteld, als ik
vertrouw dat sy meenden; wy raekten te met soo verre voort dat ik de
boot sag leggen. Doe ging ik staen en wuifden ons volk toe: die my
siende dadelijk na my toe kwamen, by de kant de reivier langs, enz. Gedenkwaardige Beschryving van de Achtjarige en zeer Avontuurlyke
Reise van Willem IJsbrantsz. Bontekoe van Hoorn, gedaan na
Oost Indiën, pag 20 . Sumatra dreef in vloeijend goud,
Dat van de hooge kamferboomen,
Die heerschers in een Indisch woud,
Op peperstruik en oobarhout,
Op beek en mos scheen neêr te stroomen.
Schoon welkomstgroet en liefdebeê
Den lichtvorst noodigden in zee,
Wier golven ruischten van verlangen,
Eer de oceaanbruid hem gedwee
In de open armen mogt ontvangen,
Riep hij een lang, een zoet vaarwel
U toe, o geurige Archipel!
En alles baadde zich in luister,
En alles dronk het vier der min
Van zon en zee wellustig in;
De tijger lekte in het scheem'rig duister
Van 't roode hol zijn bronstig lief,
Terwijl zich de olifant verhief,
Om, met van drift gewiekte voeten,
Zijn gemalinne in 't bosch te ontmoeten,
Dat louter liefdespelen zag
In 't uur des echts van nacht en dag. Helaas! de mensch voedde and're driften:
Daar gleed, langs oevers, rijk omzoomd
Van laag gewas en hoog geboomt',
Welks schaduw 't vocht van kleur deed schiften
En 't vonk'lend goud in donker blaauw
Verkeerde, een ranke, ruwe praauw
Op breeden vloed vast sneller voort,
Den haat, welligt den dood aan boord! Een drietal mannen mogt ze dragen:
Twee wilden, naakt en bruin van leên,
Een witte schort om 't lijf geslagen,
Waaruit de scherpe kris verscheen;
Twee wilden, afgerigt op 't jagen,
Maar die naar 't schuw gediert' niet zagen,
Dat beurt'lings opsprong en verdween... Continue reading book >>
|
eBook Downloads | |
---|---|
ePUB eBook • iBooks for iPhone and iPad • Nook • Sony Reader |
Kindle eBook • Mobi file format for Kindle |
Read eBook • Load eBook in browser |
Text File eBook • Computers • Windows • Mac |
Review this book |
---|