Books Should Be Free Loyal Books Free Public Domain Audiobooks & eBook Downloads |
|
Twee vroolijke geschiedenissen By: Fritz Reuter (1810-1874) |
---|
![]()
HOE IK AAN EENE VROUW KWAM. Na de bruiloft is het uit: Vóór de bruiloft wen je bruid. Ik was zachtkens aan een oude knaap geworden. Ik was in de wereld rondgejaagd, hier heen en daar heen, ik had mijn hoofd menigmaal op eene zachte peluw nedergelegd, maar ook menigmaal op een bos stroo. Nu ik echter ouder werd, beviel mij dat stroo lang zoo goed niet meer als toen ik op twintigjarigen leeftijd was; want die in zijn kinderjaren gaarne gele wortels eet, versmaadt daarom, als hij ouder is geworden, juist geen gebraden gans. De menschen zeiden: "trouwen;" en ik zei: "bedenken," en beschouwde den heiligen huwelijksstaat als de vos de ganzenkooi, en dacht: "Ge zoudt er wel gaarne eene hebben! Ge komt er ook heel zacht in! Maar als gij er eerst eene uitgezocht hebt, komt ge er dan ook weder uit?" Wanneer ik dan later weder aan het eeuwige varkens en lamsvleesch van den hospes dacht, en hoe het er in mijne kamer uitzag, als op Gods lieve aarde vóór den eersten scheppingsdag, en hoe de oude sakkermentsche knoopen steeds van mijn kleêren scheurden, dan zeî ik: "trouwen;" en dan zeiden de malle menschen weder: "bedenken." Zoo zat ik dan steeds tusschen hangen en worgen, en de jaren begonnen al een grijzen tint over mijn hoofd te verspreiden. Toen stond ik eens bij de kachel en had mijne pijp aangestoken en keek naar het weder. De sneeuw dwarrelde zachtkens van den hemel neer; 't was buiten zeer stil, geen rijtuig liet zich hooren; slechts in de verte hoorde men het gerinkel van sledebellen en het werd mij al te eenzaam: 't was bovendien heilige kerstavond. Terwijl ik nog zoo stond en onwillekeurig door de ruiten keek, kwam mijn schoenmaker Linsener met eene handslede vol hout voor zijne deur aan, wat hij in het stadsbosch bijeen verzameld had, en boven op de slede lag een groene dennetak. "Zie nu dien rakker eens aan!" zeg ik. "Hij zou mij een paar andere laarzen maken, en hij is met hout aan 't karren! Hij heeft mij al likdoorns aangelapt; ik laat bij dien kerel voortaan niets meer maken!" Zoo sta ik toen nog een tijd lang, en ik gevoel eene huivering door al de leden en 't is alsof er ijs langs mijn' ruggegraat glijdt, en ik zeg tot mij zelven: "Natuurlijk!" zeg ik. "Eene verkoudheid, eene zware verkoudheid! En geen wonder? De laarzen zijn stuk? en met de wol, die ik aan vrouw Bütow gegeven heb, stopt zij hare eigene kousen, en de mijne hebben geene zolen meer. Alles in de wereld heeft zijn natuurlijke oorzaken." Zoo stond ik, totdat het donker werd, en toen ik licht wilde aansteken, kon ik de lucifers niet vinden, en toen ik die gevonden had, wilde de lamp niet branden: vrouw Bütow had de kous niet afgeknipt; en toen die eindelijk na veel moeite begon te branden, ging ze weder vlak voor mijn neus uit; vrouw Bütow had er geen olie ingedaan. Onder zulke omstandigheden is het niet onaardig, wanneer er dadelijk iemand bij de hand is, dien men eens ferm de huid kan vol schelden; ik had echter niemand bij de hand, en wat zou ik dus aanvangen? Ik keek maar weder uit het venster. Bij het gezin van den schoenmaker was het licht opgestoken en in de kamer begon het vroolijk en luidruchtig te worden, maar zien kon ik niets, want de gordijnen waren toegeschoven. "Zie nu eens bij den schoenmaker!" zeide ik, "knappe gordijnen!" Ik had geene gordijnen; vrouw Bütow stelde geen belang in gordijnen. In den eersten tijd had zij mij wat lappen aan elkaâr genaaid; die zagen er uit als "van onder niets en van boven niets," en ik had ze afgetrokken, toen mij de menschen vroegen of ik aan mijne vensters kinderhemden te drogen hing. Natuurlijk ergerde ik mij dan nu over den schoenmaker: de vent maakte mij mijne laarzen niet, en wilde leven als een graaf, en ik zat in 't donker zonder gordijnen en met eene verkoudheid door al mijne leden. Welnu, ik ga de straat op en denk: "Wacht! ik zal dien kerel eens duchtig de les lezen!" Toen ik de kamer inkwam, stond een denneboom op de tafel en er brandden lichten aan, en de kleine jongens van den schoenmaker, zijn Kareltje en Christiaantje, hadden een fluit en een trompet, en maakten muziek, en zijn klein Marieken juichte daarbij en gilde het uit, en greep met de handjes naar de lichten, en trappelde met de voetjes in haar moeders schoot, want zij kon nog niet loopen... Continue reading book >>
|
eBook Downloads | |
---|---|
ePUB eBook • iBooks for iPhone and iPad • Nook • Sony Reader |
Kindle eBook • Mobi file format for Kindle |
Read eBook • Load eBook in browser |
Text File eBook • Computers • Windows • Mac |
Review this book |
---|