Het Esperanto In Twintig Lessen Bewerkt voor zelfonderricht cursus- en schoolgebruik Door A. Blok, Rotterdam. Achtste druk. Frateco Rotterdam W. Zwagers Voorwoord. _"De ondervinding is de beste leermeesteres"._ Dit spreekwoord is niet te onpas bij het samenstellen van een Esperanto-leerboek. Waar tot nog toe voor cursuslessen dikwijls het leerboekje van den _Heer WITTERIJCK_ _"Esperanto in 10 lessen"_, als het geschikst daarvoor, werd gebruikt, heeft de ondervinding geleerd, dat dit boekje, ofschoon volledig, te beknopt is, waardoor velen, die met ijver de studie van het Esperanto begonnen, spoedig deze ook weer staakten. De hoofdoorzaak hiervan is te vinden in het feit, dat het meerendeel der Esperanto-leerende menigte de schooljaren reeds geruimen tijd achter den rug heeft en dientengevolge de zoo hoognoodige Nederlandsche taalregels vergeten is. Dit heeft mij op het denkbeeld gebracht, te trachten deze oorzaak weg te nemen, door aan de hand van WITTERIJCK'S "Leerboekje in 10 lessen" een uitgebreider samen te stellen in 20 lessen, waarin de leerling, behalve over het Esperanto, ook een onmisbaar klein overzicht van de Nederlandsche taal krijgt, en niet geheel zal behoeven te steunen op datgene, wat de onderwijzer tijdens de lessen ervan vertelt, wat grootendeels toch weer vergeten wordt. Moge dit werkje een gunstig onthaal vinden bij onderwijzers en leerlingen en daardoor krachtig medewerken tot groei en bloei van de wereldhulptaal _Esperanto_. A. Blok. Rotterdam, Nov. 1912. Bij den Tweeden Druk. Gaarne voldeed ik aan het verzoek van den Uitgever, om een tweede druk van mijn leerboekje in gereedheid te brengen. Dankbaar heb ik van de op- en aanmerkingen mijner geestverwanten gebruik gemaakt en hier en daar een kleine wijziging of aanvulling aangebracht, welke door gebruikers van den 1en druk met geringe moeite in den tekst bijgeschreven kunnen worden. Ik hoop en vertrouw dat deze tweede druk een even gunstig onthaal zal vinden als de eerste, welke getoond heeft in eene behoefte te hebben voorzien, daar zij reeds in één jaar uitverkocht is. A. B. Rotterdam, Jan. 1914. Bij den Vierden Druk. Aangenaam is het mij te kunnen constateeren, dat van mijn leerboekje een veelvuldig gebruik is gemaakt, daar reeds weer een nieuwe druk moet worden opgelegd. Met het oog op de vele in gebruik zijnde boeken van den 2en en 3en druk en daar het niet noodig is gebleken dat ingrijpende veranderingen moesten worden aangebracht, is deze oplaag behoudens een paar kleine wijzigingen geheel gelijk aan de voorgaande zoodat ze beiden tegelijk kunnen gebruikt worden. Tevens heb ik als leesoefening nog een verhaaltje ingelascht. A. B. Rotterdam, Nov. 1916. Bij den Zevenden Druk. Deze druk is gelijk aan den vorigen. A. B. Rotterdam, Oct. 1920. Het Esperanto in twintig lessen. Het Alphabet. Vorm Naam Uitspraak. A a a als de lange _a_ in _dagen_. B b bo als in 't Nederlandsch. C c co als _ts_ in plaa_ts_en. Cx cx cxo als _tsj_ in 't Nederlandsch. D d do als in 't Nederlandsch. E e e als de lange _e_ in _beer_. F f fo als in 't Nederlandsch. G g go als een zachte _k_ met keelgeluid in _zakdoek_. Gx gx gxo als _dzj_ in 't Nederlandsch. H h ho als in 't Nederlandsch. Hx hx hxo als _ch_ in _lachen_. I i i als de lange _i_ in _titel_. J j jo als in 't Nederlandsch. Jx jx jxo als _zj_ in 't Nederlandsch. K k ko als in 't Nederlandsch. L l lo idem. M m mo idem. N n no idem. O o o als de lange _o_ in _oor_. P p po als in 't Nederlandsch. R r ro idem. S s so idem. Sx sx sxo als _sj_ in 't Nederlandsch _sjouwen_. T t to als in 't Nederlandsch. U u u als _oe_ in _koe_, _goed_. V v vo als _w_ ongeveer in 't Nederlandsch. Z z zo als in 't Nederlandsch. Aux, tweeklank, als _au_ in 't Nederlandsch _pauw_. Eux, idem als _eeu_ idem _spreeuw_. Zooals men ziet mist het Esperanto Alphabet de letters _ij_, _q_, _w_, _x_ en _y_, welke niet gebruikt worden, doch heeft het méér de letters: cx in cxevalo, spreek uit tsjeewaaloo. gx in gxardeno, spreek uit dzjaardeenoo. hx in hxemio, spreek uit cheemieoo. jx in jxauxdo, spreek uit zjaauwdoo. sx in sxerci spreek uit sjeertsie. Esperanto is phonetisch, d.w.z. iedere letter heeft haar eigen bepaalde klank en wordt dus door slechts één letterteeken voorgesteld. De klinkers _a_, _e_, _i_ en _o_ worden dus altijd uitgesproken met zachtlangen klank, bijv.: aglo, spreek uit aagloo = arend; eble, spreek uit eeblee = mogelijk; vintro, spreek uit wientroo = winter; ovo, spreek uit oowoo = ei; terwijl _u_ den oe-klank heeft als bulo, spreek uit boeloo = bol. Aanmerking: In 't gebruik worden deze klanken in gesloten lettergrepen iets korter uitgesproken en komen dan overeen met de uitspraak in onze woorden _pad_, _pet_, _pit_ en _pot_. De klemtoon valt altijd op den vóórlaatsten lettergreep, bijv.: _pa_tro = vader; cxe_va_lo = paard; so_i_fo = dorst; ho_di_aux = heden. Bij samengestelde woorden valt de klemtoon op elken vóórlaatsten lettergreep van de samenstellende deelen, bijv. kura_cist_ed_zi_no = de vrouw van een geneesheer. Het afbreken van woorden aan het eind van een regel kan naar willekeur geschieden, doch de ondervinding beveelt aan, de woorden alléén af te breken na'n woorddeel, dus bijv. na het stamwoord of na de samenstellende deelen, bijv.: esper-anto, pa-rol-an-ta, ferm-il-aro. CHAPTER 1 Eerste Les. Het Lidwoord. Het eenige _lidwoord_ in 't Esperanto is _la_, onverschillig voor welk geslacht of getal: la patro = de vader, la patrino = de moeder, la infano = het kind, la patroj = de vaders. Ons onbepaald lidwoord een ('n) blijft onvertaald, dus: een of 'n vader = patro, een of 'n kind = infano. Aanmerking: In gedichten ter verkrijging van de dichtmaat en soms wel in de schrijftaal, wordt ook wel l' gebruikt, doch in het laatste geval maar alléén na voorzetsels met een klinker op 't eind. Het Zelfstandig Naamwoord. Een _zelfstandig naamwoord_ (z.n.w.) is de naam van een werkelijke zelfstandigheid of van datgene, wat als een zelfstandigheid wordt voorgesteld. Al zulke woorden eindigen in 't Esperanto op _o_, als: tablo = tafel, patro = vader, rimedo = middel, espero = hoop. Het meervoud wordt gevormd door toevoeging van _j_ achter den uitgang _o_, als tabloj = tafels, patroj = vaders, rimedoj = middelen, infanoj = kinderen. Het Bijvoeglijk Naamwoord. Het _bijvoeglijk naamwoord_ (bijv. n.w.) drukt een hoedanigheid of een kenmerk van een zelfstandigheid uit en gaat in 't Esperanto altijd uit op _a_. Het krijgt tevens dezelfde uitgangen als het z.n.w., bijv.: bona patro = een goed vader, bonaj patroj = goede vaders, bela arbo = een mooie boom, belaj arboj = mooie boomen. Het Werkwoord. Een _werkwoord_ (w.w.) is een woord, dat 'n werking, handeling enz. uitdrukt, als: loopen, ontvangen, schrijven. _Wij liepen_ komt van _loopen_. _Hij ontving_ komt van _ontvangen_. _Hij had geschreven_ komt van _schrijven_. Deze vormen _loopen_, _ontvangen_, _schrijven_, waarbij alleen de werking wordt uitgedrukt, zonder dat feitelijk eene werking verricht wordt, noemt men de _onbepaalde wijs_ van 'n werkwoord. Deze onbepaalde wijs gaat in het Esperanto altijd uit op _i_. De _tegenwoordige tijd_ der _aantoonende wijs_ (welke later zal verklaard worden) eindigt voor alle personen, zoowel enkel- als meervoud, op _as_, bijv.: la knabo batas = de knaap slaat, la knaboj batas = de knapen slaan. Het Bijwoord. Zooals een _bijv. n.w._ een bijzonderheid aanduidt van een _zelfst. n.w._, zoo duidt een _bijwoord_ 'n bijzonderheid aan van 'n _werkwoord_ en gaat altijd uit op _e_. Het heeft niet, zooals een bijv. n.w., een meervoudsuitgang, bijv.: kanti = zingen, bele kanti = mooi zingen, kuri = loopen, rapide kuri = vlug loopen. Een bijwoord kan ook een bepaling zijn van 'n bijv. n.w. of van een ander bijwoord, doch nooit van 'n zelfst. n.w., bijv.; even mooi zingen = same bele kanti. Woordvorming. Het Esperanto bestaat uit ± 2000 stamwoorden, welke voor het meerendeel zijn genomen uit de moderne talen, en waarvan de andere woorden gevormd worden. Voor de woordvorming bedient men zich in 't Esperanto van _voor-_ en _achtervoegsels_. In iedere les zullen hiervan een paar behandeld worden. Als eersten volgen hier: _Het voorvoegsel_ _mal-_ _en het achtervoegsel_ _-in_. _Mal_ drukt uit het tegenovergestelde van wat het stamwoord zegt, bijv.: bona = goed, malbona = slecht; bela = mooi, malbela = leelijk; juna = jong, maljuna = oud; amiko = vriend, malamiko = vijand. _In_(o) duidt het vrouwelijk geslacht aan van het stamwoord, bijv.: patro = vader, patrino = moeder, frato = broeder, fratino = zuster. Leer de volgende woordjes van buiten: familio familie avo grootvader patro vader filo zoon frato broeder nepo kleinzoon onklo oom nevo neef (kind v. broer of zuster) kuzo neef (kind v. oom of tante) fiancxo verloofde edzo echtgenoot viro man homo mensch sinjoro mijnheer, heer knabo knaap, jongen frauxlo jongman infano kind parenco bloedverwant societo gezelschap amiko vriend najbaro buurman servisto dienaar, bediende, knecht azeno ezel granda groot bona goed juna jong gaja vroolijk felicxa gelukkig kontenta tevreden esti zijn povi kunnen legi lezen skribi schrijven devi moeten veni komen kanti zingen ludi spelen kuri loopen al naar, aan en in sur op sub onder de van kun met dum gedurende, terwijl kaj en Vertaling: Patrino, filino, frauxlino, avino, nepino, onklino, edzino, virino, patroj, filoj, infanoj, patra, patrina, infana, malkontenta. Vertaal in Esperanto: Verloofde (vr.), oud, slecht, mevrouw, leelijk, nicht, juffrouw, droevig, tante, meisje, buurvrouw, ongelukkig, klein. Vertaling: La edzo legas, la edzino skribas. La infano ludas kaj kuras. La kuzino kantas bele. La bona patrino. La frauxlino skribas al la amikino. La amikino estas malgaja. La juna frauxlino ludas kun la infanoj de la najbaro. La knabo estas malkontenta. La avo skribas al la amiko. La avo kuras. La juna infano estas malgranda. La amiko skribas bele. La maljuna viro estas malfelicxa. La malbona najbaro kuras kun la juna infano de la nevo. En la familio estas maljuna avo kaj juna knabino. La felicxaj knaboj kantas, dum la malgajaj amikoj skribas. Vertaal in Esperanto: De knaap speelt. De jonge vriendin zingt. De goede tante leest. De juffrouw schrijft. Het kind is tevreden. De nicht speelt en de neef zingt. De vader schrijft aan den zoon. De zuster van de vriendin. De tante van den buurman. De goede grootmoeder van het jonge kind. De broeder van den jongen buurman is gelukkig. De familie is groot. De vader is gelukkig en tevreden. De vrouw zingt vroolijk, terwijl de man schrijft. De bloedverwanten komen. Het kleine meisje loopt naar de moeder. De dochter van den buurman is een tevreden en gelukkig kind. Een man en eene vrouw zijn menschen. CHAPTER 2 Tweede Les. Persoonlijke Voornaamwoorden. _Persoonlijke Voornaamwoorden_ zijn die woorden, die in de plaats komen van persoons-, dier- of zaaknamen. Zij noemen de zelfstandigheden niet, doch duiden die slechts aan. Het zijn de volgende: Enkelvoud 1e persoon mi = ik, mij. 2e persoon ci = jij, jou. 3e persoon li = hij, hem. 3e persoon sxi = zij, haar. 3e persoon gxi = het (alleen voor zaken en dieren of personen, waarvan het geslacht onbekend is). Meervoud 1e persoon ni = wij, ons. 2e persoon vi = gij, u. 3e persoon ili = zij (voor alle geslachten). Verder heeft men het _onbepaalde_ en onveranderlijke voornaamwoord _oni_ = men, en een _wederkeerig_ voornaamwoord _si_ = zich; beiden voor den 3en persoon. Aanmerking: _ci_ = jij wordt zelden gebruikt; meestal gebruikt men den beleefdheidsvorm _vi_ ook in het enkelvoud. De ontkenning. Om een ontkenning uit te drukken gebruikt men in het Esperanto het woordje _ne_, dat _neen_ of _niet_ beteekent. Dit wordt altijd vóór het werkwoord geplaatst, dus niet zooals in 't Nederlandsch, waar dit dikwijls achteraan komt, bijv.: ik loop niet = mi ne kuras; de knaap leert niet = la knabo ne lernas. Vragende Zinnen. Vragende zinnen worden gevormd, door het woordje _cxu_ vóór aan den bevestigenden zin te plaatsen, dus ook weer niet zooals in 't Nederlandsch door omzetting van den bevestigenden zin, bijv.: _bevestigend_: de vader komt = la patro venas. _vragend_: komt de vader? = cxu la patro venas? Bij zinnen, welke reeds met een vragend woord beginnen, is _cxu_ natuurlijk overbodig; bijv. zinnen, die beginnen met de vragende woorden _wie_, _wat_, _welke_, _hoe_, _wanneer_, _waar_. Bijv.: Wie loopt daar? = Kiu kuras tie? Waar zijt gij? = Kie vi estas? Voorvoegsels _bo-_ en _ge-_. _Bo-_ duidt aan verwantschap door het huwelijk, bijv.: patro = vader, bopatro = schoonvader; frato = broeder, bofrato = schoonbroeder of zwager. _Ge-_ vereenigt de twee natuurlijke geslachten, bijv.: patro = vader, gepatroj = vader en moeder of ouders; frato = broeder, gefratoj = broeder en zuster. De j van gepatroj en gefratoj duidt het meervoud aan. Leer van buiten: hundo hond kato kat cxevalo paard bovo rund birdo vogel koko haan floro bloem arbo boom sxtono steen sablo zand gxardeno tuin kampo veld, land vilagxo dorp provinco provincie urbo stad vetero weder (z.n.w.) varma warm kara lief, dierbaar, duur afabla beminnelijk, vriendelijk sola alleen fari doen, maken kreski groeien flugi vliegen tiu die, dat (aanw. v.n.w.) tiu-cxi deze, dit (aanw. v.n.w.) tio dat (zelfst.) kiu? wie? kio? wat? kia? welk? kiel? hoe? cxe bij sed maar jes ja ne neen, niet nun nu cxiam altijd ankoraux nog ankaux ook hodiaux heden, vandaag baldaux spoedig ho! o! oh! cxu duidt vragende zinnen aan; heeft geen bepaalde beteekenis. Vertaling: Bopatrino, bofilino, bofratino, geonkloj, geknaboj, geedzoj, gefiancxoj, gesinjoroj, gepatra, kokino, bovino, malkara, malafabla, malvarma. Vertaal in Esperanto: Schoonzoon, schoonvader, dienstbode, schoonbroeder, ontevreden, bloedverwanten, kleinkinderen, grootouders, jongens en meisjes, jongelieden. Vertaling: La onklinoj legas kaj la infanoj ludas kun la hundo kaj la kato. La urbo estas granda kaj bela. La vilagxo estas malgranda. La gxardeno ne estas granda kaj bela. En la gxardeno kreskas belaj floroj kaj grandaj arboj. En la urbo estas gxardeno. La birdoj flugas en la gxardenoj kaj kantas sur la arboj. La vetero estas bela kaj varma. La cxevalo estas sur la kampo. La kato kaj la hundo kuras en la gxardeno. La vetero ne estas varma hodiaux. La knabo ne legas sed skribas. Me venas de la avo kaj mi kuras al la frato. Li estas en la gxardeno. Vi ne estas granda sed vi estas malgranda. Tiu cxi hundo estas granda. Tiu homo estas felicxa. Kiu estas felicxa? Kiu kuras en la gxardeno? Kia infano ludas kontente? Kio estas sur la sablo? Kiel estas la vetero? Cxu la infano ludas kaj kuras? Cxu la familio estas granda? Vertaal in Esperanto: In de stad zijn groote tuinen. In den tuin van de stad groeien schoone bloemen en vliegen vroolijke vogels. Het kind speelt met den hond en de kat. De grootouders zijn gelukkig en tevreden. De kleinkinderen zijn nog jong. De lieve ooms en tantes. De verloofden zijn op het veld. De jongens en meisjes zijn niet droevig maar vroolijk. De dienstbode is niet gelukkig. De hond is een vriend van den mensch. De kat is niet groot maar klein. De paarden en de koeien loopen in het veld. De vogel vliegt. De haan kan ook vliegen [1] maar niet zingen. Schoone bloemen en boomen groeien in den stadstuin. Het dorp is niet groot maar mooi. Het weder is heden koud en slecht. Is de moeder jong en schoon? Is het weder heden niet slecht? Zijn de kinderen van de buurvrouw lief? Is zij alleen in den tuin? Zingen wij mooi? Deze kat en die hond zijn van de buurvrouw. Dat kan niet. Wie is tevreden? Welke jongen speelt in den tuin? Wat is schoon? Hoe zingt de vogel? CHAPTER 3 Derde Les. Naamvallen. In onze taal onderscheidt men 4 naamvallen. Naar gelang van den dienst, dien het woord in den zin verricht, zegt men dat het voorkomt in den 1en, 2en, 3en of 4en naamval. Zoo staat het _onderwerp_, wat in een zin datgene is, dat de handeling verricht, in den _1_en naamval en het _lijdend voorwerp_, wat datgene is, dat de handeling, door het onderwerp verricht, lijdt of ondergaat, in den _4_en naamval. Deze 1e en 4e naamvalsvorm worden in het Esperanto gebruikt; de 2e en 3e naamval kunnen steeds omschreven worden, de 2e naamval door het voorzetsel _de_ en de 3e naamval door het voorzetsel _al_. Ook in 't Nederlandsch kan de 2e naamval omschreven worden met _van_ en de 3e naamval met _aan_. Verder heeft een zin altijd een werkwoord (het _gezegde_) en kan hij ook verschillende bepalingen (van tijd, plaats, wijze enz.) hebben. De 4 naamvallen, welke dus een zelfst.n.w. kan hebben, noemt men de _verbuiging der zelfst. n.w._ Hieronder volgt voor elk der Nederlandsche geslachten een verbuiging: Mannelijk. _Enkelvoud._ _Meervoud._ 1e. de vader la patro de vaders la patroj 2e. des vaders of de la patro der vaders of de la patroj van den vader van de vaders 3e. den vader of al la patro den vaders of al la patroj aan den vader aan de vaders 4e. den vader la patron de vaders la patrojn Vrouwelijk. _Enkelvoud._ _Meervoud._ 1e. de moeder la patrino de moeders la patrinoj 2e. der moeder of de la patrino der moeders of de la patrinoj van de moeder van de moeders 3e. den moeder of al la patrino den moeders of al la patrinoj aan de moeder aan de moeders 4e. de moeder la patrinon de moeders la patrinojn Onzijdig. _Enkelvoud._ _Meervoud._ 1e. het kind la infano de kinderen la infanoj 2e. des kinds of de la infano der kinderen of de la infanoj van het kind van de kinderen 3e. het kind of al la infano den kinderen of al la infanoj aan het kind aan de kinderen 4e. het kind la infanon de kinderen la infanojn Men kan elken zin gaan verdeelen--wat men ontleden noemt--in de bovenstaande naamvallen en bepalingen, bijv.: De zoon des vaders geeft den jongen een appel = La filo de la patro donas al la knabo pomon. Deze zin wordt aldus ontleed: de zoon = la filo = onderwerp of 1e naamval; des vaders (van den vader) = de la patro (duidt op bezit van iets) = 2e naamval; geeft = donas (tegenwoordige tijd van 't werkwoord geven) = gezegde; den jongen (aan den jongen) = al la knabo (overgang van 'n handeling op 'n anderen persoon) = 3e naamval; een appel = pomon = lijdend voorwerp of 4e naamval. Bijstellingen. In 't Esperanto hebben _bijstellingen_ denzelfden naamval als het zelfst. n.w. waarbij ze behooren, bijv.: Ik ga naar mijn vriend, den dokter = Mi iras al mia amiko, la kuracisto. Ik zie mijn vriend, den dokter = Mi vidas mian amikon, la kuraciston. Wanneer men iemand aanspreekt, blijft de bijstelling in den 1en naamval, bijv.: Kom, ik wacht u, mijn lieve jongen = Venu, mi atendas vin, mia kara knabo. Het lijdend voorwerp. Aangezien in 't Esperanto veel vrijheid wordt gelaten in den zinsbouw en het lidwoord _la_ altijd onveranderd blijft, zou het kunnen gebeuren, dat men tenslotte niet meer wist wat onderwerp en wat voorwerp in 'n Esperanto-zin was. Ter vermijding hiervan krijgt het voorwerp (4e naamval) wat we lijdend voorwerp noemen, omdat het de handeling lijdt of ondergaat, als uitgang de letter _n_. Vertaalt men dus: _De man slaat den jongen_, dan kan men dit op de volgende manieren doen: La viro batas la knabo_n_, óf La viro la knabo_n_ batas, La knabo_n_ batas la viro, óf La knabo_n_ la viro batas. Men verliest in deze 4 vertalingen _noch_ het onderwerp _noch_ het voorwerp uit het oog. Moest men evenwel vertalen: La viro batas la knabo, òf La knabo batas la viro, dan kon in beide vertalingen zoowel de jongen als de man slaan. Veelal wordt in 't Esperanto de 3e naamval vertaald gelijk de 4e naamval en dus niet omschreven met het voorzetsel _al_, b.v.: Ik schrijf hem = Mi skribas lin of Mi skribas al li. Dit is evenwel niet geoorloofd, wanneer er een lijdend voorwerp bij het werkwoord behoort. Alsdan moet de 3e naamval omschreven worden, b.v.: Ik schrijf hem een brief = Mi skribas al li leteron. Achtervoegsels _et_ en _eg_. _Et_ vormt verkleinwoorden, bijv.: knabo = jongen, knabeto = jongetje; filino = dochter, filineto = dochtertje; arbo = boom, arbeto = boompje; flugi = vliegen, flugeti = fladderen. _Eg_ vormt vergrootingen, bijv.: pluvo = regen, pluvego = stortregen; bela = schoon, belega = prachtig. Het achtervoegsel _eg_ bij zelfst. n.w. heeft ongeveer dezelfde beteekenis als in 't Nederlandsch de uitdrukking _zeer groot_, bijv.: nazo = neus, nazego = zeer groote neus; kapo = hoofd, kapego = zeer groot hoofd. N.B. In 't Esperanto wordt de grootte in onderstaande volgorde en wijze uitgedrukt: zeer groote boom = arbego, groote boom = granda arbo, boom = arbo; kleine boom = malgranda arbo, zeer kleine boom of boompje = arbeto. Leer van buiten: korpo lichaam hauxto huid (vel) viando vleesch parto deel osto been (algem.) sango bloed kapo hoofd haro haar vizagxo wezen (gelaat) mieno gelaat (de trekken) brovo wenkbrauw frunto voorhoofd okulo oog orelo oor vango wang nazo neus busxo mond lipo lip dento tand lango tong rozo roos rapida vlug blanka wit nigra zwart bruna bruin rugxa rood verda groen flava geel blua blauw pala bleek blinda blind surda doof havi hebben rimarki bemerken vidi zien auxdi hooren auxskulti luisteren flari ruiken gustumi proeven, smaken iri gaan diri zeggen ke dat (voegw.) se indien aux of nur slechts, maar ofte dikwijls tro te, te veel ecx zelfs (bijw.) per door middel van, met Vertaling: Fileto, infaneto, hundego, birdeto, gxardeneto, grandega, boneta, belega, malbelega, flugeti, oreleto, okulego. Vertaal in Esperanto: Dochtertje, hondje, zeer groote tuin, zeer goed, wimpers (oogharen), snor (lipharen), mondje, zeer groote tanden, zeer kleine tong, neusje. Vertaling: La avo estas surda. La vizagxo de la frauxlino estas pala; sxi havas brunajn okulojn kaj rugxajn harojn. La cxevalo de la onklo estas granda kaj bruna, gxi kuras tre bone. La vetero estas hodiaux malvarmega. Mi venas de la avo kaj mi nun iras al la frato. Kiu diras, ke la vetero estas bela? Kia birdo ne povas kanti? La bela birdeto, kiun la knabo havas, kantas belege. Mi auxdas per la oreloj; mi flaras per la nazo. Malgrandaj infanoj havas nazetojn. Mi havas okulojn en la kapo. Vertaal in Esperanto: De oude grootvader en de jonge kleinzoon gaan naar de stad. De dochter van den buurman zingt prachtig. Het paard loopt zeer vlug. De kat en de hond zijn geen goede vrienden. Wij hebben prachtig witte, gele en roode rozen in den tuin. Wie loopt snel in den tuin? Het kleine meisje heeft bruine oogen en zwarte haren. Het kind bemerkt, dat het niet alleen is. De wangen van het meisje zijn rood. De zwarte oogen van dien man zijn leelijk. Wie heeft roode haren? Hij heeft bruine tanden in den mond. Hij is blind en kan ook niet loopen. De bek van het paard is zeer groot. Het bloed is in het lichaam en is rood. Op het gelaat ziet men de wenkbrauwen. Een deel van het lichaam bestaat uit (konsistas el) beenderen. CHAPTER 4 Vierde Les. Bezittelijke Voornaamwoorden. De _bezittelijke voornaamwoorden_ drukken, zooals de naam reeds aanduidt, een bepaling van een bezitting uit en worden gevormd van de _persoonlijke_ voornaamwoorden door achtervoeging van _a_ achter die v.n.w. De uitgang _a_ duidt tevens ook aan, dat ze een bijvoeglijk karakter hebben en dus bij zelfst. n.w. gebruikt worden. Het zijn: _mia_, _cia_, _lia_, _sxia_, _gxia_, _nia_, _via_ en _ilia_. Ze volgen ook, evenals de bijv. n.w., het zelfst. n.w. in meervouds- en voorwerpsuitgang. Verder heeft men het bezittelijk bijv. v.n.w. _sia_, dat alleen dàn gebruikt wordt vóór het naamwoord, indien de bezitting aan het onderwerp van den zin toegekend wordt. Voorbeelden: De moeder vergeet _haar_ boek (haar eigen) = La patrino forgesas sian libron. De moeder vergeet _haar_ boek (van haar dochter) = La patrino forgesas sxian libron. De man werkt in _zijn_ tuin (zijn eigen) = La viro laboras en sia gxardeno. De man werkt in _zijn_ tuin (van zijn zoon) = La viro laboras en lia gxardeno. De jongens spelen met _hunne_ honden (hun eigen) = La knaboj ludas kun siaj hundoj. De jongens spelen met _hunne_ honden (van hun buren) = La knaboj ludas kun iliaj hundoj. Zij ziet de kat en _haar_ oogen (haar eigen) = Sxi vidas la katon kaj siajn okulojn. Zij ziet de kat en _haar_ oogen (van de kat) = Sxi vidas la katon kaj gxiajn okulojn. Men gebruikt dus _sia_ alleen dàn, wanneer men in het Nederlandsch de woordjes _zijn_, _haar_, _hun_ of _hunne_ kan vervangen door _zijn eigen_, _haar eigen_, _hun eigen_ of _hunne eigene_. In alle andere gevallen gebruikt men voor den 3en persoon: _lia_ voor mannelijk enkelv. persoonsnamen; _sxia_ voor vrouwelijk enkelv. persoonsnamen; _gxia_ voor dieren of zaken enkelvoud; _ilia_ voor alle gevallen voor het meervoud. Men moet hierbij wel bedenken, dat _sia_ steeds het onderwerp van denzelfden zin als bezitter aanwijst. Het mag dus niet gebruikt worden, als een deel van het onderwerp zelf of als het onderwerp van een anderen zin, bijv.: De vader en zijn (eigen) zoon komen = La patro kaj lia filo venas. Hierbij is het een gedeelte van 't onderwerp. De vader is hier; zijn (eigen) zoon komt ook spoedig hier = La patro estas tie-cxi; lia filo ankaux baldaux venos1 tie-cxi. Hierbij is _lia filo_ het onderwerp van een anderen zin en mag daarom niet met sia vertaald worden. Vervolg voorwerps n. Behalve het reeds genoemde lijdend voorwerp krijgen ook nog een _n_: 1e. De naam der _plaats_, naar welke de handeling gericht is, bijv.: Ik ga naar Brussel = Mi iras Bruselon. 2e. De bepaling van _tijd_ en _de datum_, bijv.: Hij komt Donderdag = Li venos [2] jxauxdon. Hij komt den 6en April = Li venos1 la sesan tagon de aprilo. Aanmerking: Het woord tagon wordt meestal weggelaten. Is deze bepaling van tijd of datum het onderwerp van 'n zin, dan vervalt natuurlijk de _n_, bijv.: La sesa tago de aprilo estos1 bela tago. 3e. De bepaling, die den _duur_ eener handeling aanduidt, bijv.: Ik blijf drie dagen = Mi restas tri tagojn. 4e. De bepaling van _maat_, _prijs_ of _gewicht_, bijv.: Het boek kost drie gulden = La libro kostas 3 guldenojn. De toren is 50 meter hoog = La turo estas alta 50 metrojn. Dat brood weegt 2 pond = Tiu pano pezas 2 funtojn. Aanmerking: In deze 4 bovengenoemde gevallen is men evenwel niet verplicht den uitgang _n_ te gebruiken, omdat deze uitdrukkingen door een voorzetsel kunnen omschreven worden en men na een voorzetsel geen _n_ plaatst. Men kan dus ook zeggen: 1. Mi iras _al_ Bruselo. 2. Li venos _je_ jxauxdo. Li venos _je_ la sesa de aprilo. 3. Mi restas _dum_ tri tagoj. 4. La libro kostas _po_ tri guldenoj. La turo estas alta _je_ 50 metroj. Tiu pano pezas _po_ 2 funtoj. Alleen dàn voegt men na een voorzetsel een _n_ achter het zelfst. n.w., als er in den zin eene beweging wordt aangeduid in de richting naar het doel en deze richting niet altijd dadelijk duidelijk is, bijv.: _de kat springt op de tafel_ wordt vertaald: La kato saltas sur la tablo. Nu heeft deze zin twee beteekenissen, n.l. dat de kat op de tafel is en daarop rondspringt, òf dat de kat van den grond op de tafel springt en dus in dezen zin een richting aanwezig is. Zonder de richtings _n_ zou verwarring kunnen ontstaan en schrijft men dus voor het laatste geval: La kato saltas sur la tablo_n_. Alleen achter de voorzetsels al = _naar_ en gxis = _tot_ wordt nimmer een richtings _n_ geplaatst, aangezien deze voorzetsels reeds voldoende een richting aangeven. Aangezien de voorzetsels _de_ en _el_ nooit eene richting náár iets kunnen aanduiden, worden zij ook nimmer door de richtings _n_ gevolgd. Achtervoegsels _an_ en _id_. _An_(o) duidt aan een bewoner, aanhanger, genoot of lid, bijv.: Parizo = Parijs, Parizano = Parijzenaar; Kristo = Christus, Kristano = Christen; domo = huis, domano = huisgenoot; klubo = klub, klubano = lid der klub. _Id_(o) duidt den afstammeling of het jong aan, bijv.: regxo = koning, regxido = prins (vorstenzoon); cxevalo = paard, cxevalido = veulen; koko = haan, kokido = kuiken. Leer van buiten: mentono kin kolo hals membro lid sxultro schouder brako arm mano hand fingro vinger ungo nagel laringo strottenhoofd brusto borst koro hart flanko zijde ventro buik kruro been genuo knie piedo voet sento zintuig (gevoel) parolo spraak vocxo stem koloro kleur princo prins muta stom lama lam kripla kreupel forta sterk longa lang vera waar diversa verscheiden multaj _of_ multe da veel lauxte luid dekstre rechts (bijw.) palpi voelen, tasten tusxi raken ridi lachen kisi kussen kredi gelooven marsxi gaan (stappen) unu een du twee kvin vijf kiom (da) hoeveel por teneinde, voor, om te pro van, door, wegens Vertaling: Urbano, provincano, varmega, malvarmega, kapego, nazego, manego, vilagxano, malforta, fortega, malrapida, mallonga, malvera, mallauxte, rideti, ridegi, bovido, regxido. Vertaal in Esperanto: Handje, klauw, poot, spreken, rechtsche, linksche, weinig, baard (wangharen), kalf, kuiken, veulen, prinses. Vertaling: La maljuna virino estas blinda kaj iras kun sia nepo. La avo skribas al siaj parencoj, ke ili devas veni. La vilagxano iras al la urbo. La patrino parolas gaje kun sia amikino, kaj la infanoj ludas kontente kun la hundo kaj la kato. Nia korpo konsistas el la kapo, la trunko (romp) kaj la membroj. Ni havas du okulojn por vidi, unu nazon por flari, unu busxon por paroli kaj du orelojn por auxdi. En nia busxo ni havas dentojn kaj langon. La birdego havas ungegojn. Ni havas la koron en la brusto, maldekstre. Tiu malfelicxa knabo estas kripla, li ne bone povas marsxi. La koloro de miaj haroj estas nigra. La rugxa koloro de la haroj ne cxiam estas malbela. Sur la verda kampo kuras multaj cxevaloj. La knabineto kuras rapide al sia patrino kaj kisas sxin. La infanoj de la najbaro iras ofte al la urbo. Viaj vangoj estas rugxaj; cxu tio estas pro la malvarmo? La sxtono havas multajn belegajn kolorojn. Kiom estas du kaj kvin? Vertaal in Esperanto: De zoon is met zijn vrienden in den tuin van den buurman. Ik geloof niet, dat de zoon van den buurman gelukkig is. Hij is bleek en zijn gelaat is droevig. De moeder leest en het jonge meisje luistert naar haar lieve stem. Wij hebben 4 ledematen: 2 armen en 2 beenen. Wij zien met de oogen en ruiken met den neus. Deze jongen kan niet spreken, hij is stom. Menschen, die niet kunnen spreken en ook niet kunnen hooren, zijn doofstom. De kleur van zijn wenkbrauwen is zwart en van zijn snor wit. Hunne grootouders zijn zeer oud. In den tuin groeien vele bloemen. Wij gaan den tuin in. De tante kust haar nichtje en het kindje schaterlacht. De blinde menschen kunnen lezen door middel van het gevoel. Haar oom en zijn vrouw (echtgenoote) spreken met mijn grootvader en zijn vriend. Mijn vriend is in den tuin, maar ik zie hem niet. Mijne moeder is eene vriendin van uwe tante. CHAPTER 5 Vijfde Les. De Telwoorden. De _telwoorden_ worden onderscheiden in: 1. _Hoofdtelwoorden_, welke zijn: _nulo_ = 0, _unu_ = 1, _du_ = 2, _tri_ = 3, _kvar_ = 4, _kvin_ = 5, _ses_ = 6, _sep_ = 7, _ok_ = 8, _naux_ = 9, _dek_ = 10, _cent_ = 100 en _mil_ = 1000. Deze getallen zijn onveranderlijk. Met deze hoofdtelwoorden worden alle andere gemaakt, bijv.: 11 = 10 en 1 = dek-unu, 15 = dek-kvin, 20 = 2 x 10 = dudek, 30 = tridek, 125 is 100 en 20 en 5 = cent dudek-kvin, 2345 = 2000 en 300 en 40 en 5 = dumil tricent kvardek-kvin. Komt aan het eind van een getal 'n hoofdtelwoord te staan, dan wordt dit met het voorgaande verbonden door een streepje. Dit streepje kan weggelaten worden, doch de woorden mogen nimmer aaneen geschreven worden, bijv.: 25 = dudek-kvin òf dudek kvin. Worden de hoofdtelwoorden als _verzamelnamen_ gebruikt, dan krijgen ze den uitgang _o_, bijv.: eenheid = unuo, tweetal = duo, drietal = trio, dozijn = dekduo, duizendtal = milo. Wanneer deze zelfstandig gebruikte hoofdtelwoorden aan een zelfstandig n.w. voorafgaan, dan worden ze steeds gevolgd door het woordje _da_, bijv.: een dozijn vorken = dekduo da forkoj. 2. _Rangtelwoorden_, welke _bijvoeglijk_ gebruikt den uitgang _a_ en _bijwoordelijk_ gebruikt den uitgang _e_ hebben. Bijvoeglijk gebruikt duiden ze een volgorde van iets aan, bijv.: Januaro estas la unua monato kaj decembro la dekdua = Januari is de eerste maand en December de twaalfde. Bijwoordelijk gebruikt geven ze een opsomming aan, bijv.: La libro ne placxas al mi, unue gxi estas tro granda, due gxi estas malbela kaj trie, gxi ne estas Esperanta libro = Het boek bevalt mij niet, ten eerste is het te groot, ten tweede is het lelijk en ten derde is het geen Esperanto boek. 3. _Breukgetallen_, welke een gedeelte van een eenheid aangeven. Zij worden aangeduid door twee getallen naast elkander, gescheiden door een streepje. Het eerste getal noemt men _teller_ en het tweede _noemer_. De noemer noemt het aantal gelijke deelen, waarin het geheel is verdeeld en de teller noemt het aantal dier deelen. Ze worden in 't Esperanto gevormd van de hoofdtelwoorden door toevoeging van het achtervoegsel _on_, met _o_ als uitgang voor zelfst. n.w., _a_ voor bijv. n.w. en _e_ voor bijwoorden, bijv.: 1/2 = duono, 1/6 = sesono, 5/8 = kvin okonoj, 9/12 = naux dekduonoj. Zooals men uit de voorbeelden ziet wordt de teller, wanneer hij 1 is, niet genoemd. Is de teller meer dan 1, dan krijgt de noemer den meervoudsuitgang. 4. _Vermenigvuldiggetallen_, welke gevormd worden door het achtervoegsel _obl_ met den uitgang _o_, _a_ of _e_, naar gelang ze zelfstandig, bijvoeglijk of bijwoordelijk gebruikt worden, bijv.: Het drievoud van twee is zes = La trioblo de du estas ses. Een dubbele tong = duobla lango. Ik moet driedubbel betalen = Mi devas pagi trioble. _Herhalingsgetallen_ maakt men met het woordje _foje_, wat _maal_ of _keer_ beteekent, bijv.: eenmaal = unufoje, tweemaal = dufoje, enz. 5. _Verzamelende telwoorden_, welke gemaakt worden met het achtervoegsel _op_, bijv.; met z'n vieren = kvarope; met z'n zessen = sesope; zij komen met z'n achten = ili venas okope. Er bestaat verschil tusschen de zinnen: _Zij loopen met z'n vieren_ en _Zij loopen met vieren (vier aan vier)_. In het eerste geval zijn er slechts vier en vertaalt men volgens bovenstaande: _Ili marsxas kvarope_. In het tweede geval loopen ze bijv. in rijen van vier en gebruikt men bij de vertaling het woordje _po_: _Ili marsxas po kvar_. Het woordje _po_, dat een voorzetsel is, wordt ook geplaatst vóór een bepaling van maat, prijs of gewicht en wil dan zeggen, dat die maat, prijs of gewicht slechts op één persoon of voorwerp betrekking heeft en kan in 't Nederlandsch omschreven worden door de woordjes _ieder_, _elk_ of _per stuk_, bijv.: La pomoj kostas po du cendoj = De appels kosten 2 centen (per stuk). La infanoj ricevas po du pomoj = De kinderen ontvangen 2 appels (elk of ieder). La cxevaloj havas po kvar piedoj = De paarden hebben vier pooten (elk). Eenige voorbeelden van _vermenigvuldiging, deeling, optelling en aftrekking_. 2 × 3 = 6 du foje tri estas ses. duoble tri estas ses. du foje tri faras ses. duoble tri faras ses. 1/2 × 1/3 = 1/6 duono foje triono estas sesono. duono foje triono faras sesono_n_. 2/5 × 3/4 = 6/20 du kvinonoj foje tri kvaronoj estas ses dudekonoj. du kvinonoj foje tri kvaronoj faras ses dudekonoj_n_. Men ziet hieruit dus, dat na het w.w. _fari_ de 4e naamval volgt en na het w.w. _esti_ de 1e naamval. 8 ÷ 2 = 4 ok dividita per du faras kvar. ok dividita per du estas kvar. 3 + 4 = 7 tri kaj kvar estas sep. tri kaj kvar faras sep. 6 - 3 = 3 ses malpli tri estas tri _òf_ ses sen tri estas tri. Leer van buiten: vivo leven morto dood dormo slaap vekigxo ontwaking songxo droom febro koorts doloro pijn mezo midden metro meter polico politie turo toren cxirkauxmano armband lasta laatste trankvila rustig, gerust alta hoog sana gezond eterna eeuwig nova nieuw doni geven meti stellen, plaatsen mezuri meten trovi vinden lacigi vermoeien naskigxi geboren worden kuraci heelen, genezen farti varen (welvaren) interne inwendig ekstere uitwendig supre boven cxirkaux rond, rondom almenaux ten minste tre zeer je voorzetsel met onbepaalde beteekenis Vertaling: Malsana, malsano, malsaneta, dormegi, kapdoloroj, dormeti, policano, naskigxo, malalta, malnova, malsupre. Vertaal in Esperanto: Met z'n zessen, met z'n achten, met z'n vieren, vier aan vier, twee aan twee, ongesteldheid, 2/5, 3/7, 7/10, 9/20, 1/9, 3/100, 28/400. Vertaling: La homo havas dek fingrojn. Duoble tri faras ses. Mi havas du guldenojn, sxi havas la duoblon. Ni venas okope. Kvardek-ses kaj kvindek-du faras nauxdek-ok. Hodiaux estas la naskigxtago de mia patrino. La turo de nia urbo estas alta sesdek-kvar metrojn. Sxi ne estas malsana sed sxi havas ofte kapdolorojn. Cxu vi diras la veron? La cxevalo havas grandan cxevalidon. Sesmil kvarcent kvindek-tri. Ducent sesdek-ok. Ili faras tion sesfoje. Sesoble ok faras kvardek-ok. Kvin nauxonoj kaj tri nauxonoj estas ok nauxonoj. Mi vidas tri arbojn, unue mi vidas grandan arbon, due mi vidas arbegon, kaj trie mi vidas arbeton. Vertaal in Esperanto: (Alle cijfers in woorden schrijven.) Hoeveel is 5 × 13? Dat is 65. 5 × 6 = 30; 25 is 1/4 van 100. Zij komen met hun zessen. Dit paard kost 300 gulden. Bij het ontwaken hoor ik de vogels op de boomen. De armband van uwe zuster is zeer mooi. 4258; 392; 8643; 928; 98. Ik zie vele menschen. Duizenden menschen spreken reeds het Esperanto. Het is vandaag (heden) koud. Nu zegt hij mij de waarheid. Zij droomt een schoone droom. De dienstbode plaatst de bloemen op de tafel. Hoe vaart u? Ik maak (het) zeer goed. 9 × 6 = 54; 12 is de helft van 24. Zij komen met z'n zessen. De kinderen loopen vier aan vier. Ik ben de eerste en hij is de derde. Hij moet dubbel betalen. CHAPTER 6 Zesde Les. De Tijd, de Datum, de Ouderdom. Ter aanduiding van _den tijd_ heeft het Esperanto verschillende vormen. De Nederlandsche zin _Het is 3 uur_, vertaalt men: Estas la tria horo. 't Woordje _het_ wordt niet vertaald, terwijl men het woord _horo_ gewoonlijk weg laat en dus alleen schrijft: Estas la tria. Om nu in 't Esperanto te zeggen, dat het 3.15 uur is, kan men de volgende manieren volgen: 1e. kan men zeggen, dat reeds 15 minuten of een kwartier van het vierde uur zijn verloopen, dus: Estas kvarono de la kvara, wat woordelijk beteekent: Het is een vierde van het vierde; 2e. kan men zeggen, dat het is 3 uur en een kwartier, dus: Estas la tria kaj kvarono; 3e. kan men zeggen, dat het een kwartier over of na het derde uur is, dus: Estas kvarono post la tria; 4e. kan men zeggen, dat het is 3 kwartier vóór het vierde uur, dus: Estas tri kvaronoj antaux la kvara. De manieren onder 1 en 3 worden meestal gebruikt. Het voorzetsel _om_ vóór het uur wordt vertaald door _je_, bijv.: om 2 uur = je la dua; om kwart over 2 = je kvarono de la tria. Het is 2.20 n.m. (namiddag) zou volgens de 4 bovenstaande manieren vertaald worden: Estas dudek minutoj de la tria posttagmeze. Estas la dua kaj dudek minutoj posttagmeze. Estas dudek minutoj post la dua posttagmeze. Estas kvardek minutoj antaux la tria posttagmeze. _Den datum_ kan men op tweeërlei manier aanduiden. Vraagt men bijv.: _Welke datum is het heden?_ dan kan men dit vertalen door: Kiu dato estas hodiaux _en_ Kiun daton ni havas hodiaux. In het eerste geval is _kiu dato_ het _onderwerp_ en in het tweede geval het _lijdend voorwerp_ van den zin (zie de _n_). Het antwoord op bovenstaande vraag kan dan zijn bijv.: Hodiaux estas la kvara de auxgusto, _òf_ Hodiaux ni havas la kvaran de auxgusto. Tusschen het _getal_ en de _maand_ krijgt men altijd het woordje _de_, wat als voorzetsel geen _n_ na zich heeft. _Hoe oud zijt gij?_ wordt vertaald alsof er stond: _Welken leeftijd hebt gij?_ en wordt dus: Kian agxon vi havas? Het antwoord kan ook weer op twee manieren gegeven worden, bijv.: _Ik ben 10 jaar_ wordt vertaald door: Mi havas dek jarojn, wat woordelijk beteekent: _Ik heb 10 jaren_, of door: Mi estas dekjara, wat woordelijk beteekent: _Ik ben 10-jarig_. Achtervoegsels _ajx_ en _ec_. _Ajx_(o) duidt _concrete zaken_ aan, die de eigenschap _bezitten_ door het grondwoord uitgedrukt. Concreet is datgene wat door de zintuigen kan worden waargenomen, bijv.: mola = zacht, molajxo = zachtheid (zachte deel van fruit bijv.); amiko = vriend, amikajxo = vriendschapsbetuiging. In 't algemeen kan men dit achtervoegsel omschrijven door het Nederlandsche _iets dat .... is_, bijv.: bela = schoon, belajxo = iets dat schoon is; kreski = groeien, kreskajxo = iets dat gegroeid is (gewas, plant). _Ec_(o) vormt _abstracte woorden_, die de eigenschap _bedoelen_ door het grondwoord uitgedrukt. Abstract is datgene, dat niet met de zintuigen kan worden waargenomen, bijv.: frato = broeder, frateco = broederschap; sana = gezond, saneco = gezondheid. De meeste woorden op _ec_ gaan in 't Nederlandsch op _heid_ of _schap_ uit, doch geen enkele heeft een meervoudsvorm. Leer van buiten: tempo tijd momento oogenblik horo uur minuto minuut sekundo seconde tago dag nokto nacht mateno morgen (ochtend) vespero avond semajno week lundo Maandag mardo Dinsdag merkredo Woensdag jxauxdo Donderdag vendredo Vrijdag sabato Zaterdag dimancxo Zondag monato maand januaro Januari februaro Februari marto Maart aprilo April majo Mei junio Juni julio Juli auxgusto Augustus septembro September oktobro October novembro November decembro December jaro jaar sezono jaargetijde printempo lente somero zomer auxtuno herfst vintro winter dato datum agxo ouderdom, leeftijd matura rijp pura zuiver agrabla aangenaam grava belangrijk, ernstig fortika vast, stevig forta kloek, sterk, machtig labori werken dormi slapen ami beminnen, houden van rigardi kijken plori weenen malvarmumi een verkoudheid vatten kosti kosten kompari vergelijken morgaux morgen (dag) hieraux gisteren frue vroeg foje eens, keer jam reeds Vertaling: Tage, nokte, tagmezo, saneco, malsaneco, eterneco, novajxo, matureco, malpura, malpurajxo, centjaro, blankajxo, vereco, infaneco, parenceco, amikajxo, boneco, beleco, bovajxo, kokajxo, estajxo. Vertaal in Esperanto: Mannelijkheid, vriendschap, iets schoons, gewas (iets dat groeit), geschrift, gezang, hoeveelste, kinderachtigheid, jonkheid, oudheid, slechtheid, koude, ontevredenheid, zwakheid, vlugheid, ongerust, zuiverheid, oppervlakte (wat van boven is), omstreken, broederschap, vroolijkheid, gerustheid, binnenste (wat waar te nemen is). Vertaling: La semajno havas 7 tagojn. Mia fratino havas 19 jarojn (aux Mia fratino estas 19 jara). Hodiaux estas merkredo. 100 jaroj estas centjaro aux jarcento. Kiun daton ni havas hodiaux? Kiu tago estos morgaux? Hodiaux ni havas la dekan (tagon) de la monato. Unu monato estas dekduono de jaro. Unu tago estas tricent sesdek kvinono de jaro. Kioma horo estas nun? Estas la dua; kvarono de la tria; kvarono post la dua; duono de la tria; tri kvaronoj de la tria; tri kvaronoj post la sesa; kvarono antaux la sepa. Kian agxon vi havas? Bonan tagon, bonan vesperon. Januaro estas la unua monato de la jaro kaj decembro la dekdua. Nokte la policanoj en Parizo iras duope. Somere je la tagmezo estas ofte tre varma. La kiso estas amikajxo. Mi amas la cxirkauxajxojn de tiu urbo. Ni komparas la belecon de la printempo kun tiu de la auxtuno. Vertaal in Esperanto: Een dag is het zevende deel van een week. Hoe laat (om welk uur) komt (venos) uw zuster? Den 13en Augustus kom (venos) ik bij u en blijf (restos) 3 dagen. Den hoeveelsten is het vandaag? (vertaal als: Welken datum hebben wij vandaag?) Hoe oud is uw broeder? Hij is 16 jaar. De vriendschapsbetuigingen van dien man zijn onwaar. De jonkheid is altijd gelukkig en vroolijk. De rustigheid van de omstreken van deze stad is zeer aangenaam in den zomer. De oppervlakte van dien steen is wit. Des daags moeten wij werken, 's nachts kunnen wij slapen. 's Zomers is het weder dikwijls zeer warm, in den winter zeer koud. Het is vandaag te koud voor (laux) het seizoen. In den zomer zijn de boomen groen. De 31e December is de laatste dag van het jaar. Een uur heeft 60 minuten en een minuut heeft 60 seconden. _Opmerking_: Waar wij den tegenw. tijd van een werkwoord gebruiken, terwijl we over een handeling of werking in de toekomst spreken, gebruikt men in 't Esperanto den toek. tijd, bijv: Ik kom morgen = Mi venos morgaux. CHAPTER 7 Zevende Les. De Werkwoorden. In de 1e les hebben we de _onbepaalde wijs_ der werkwoorden reeds geleerd; deze gaat altijd uit op _i_. Ook kennen, we reeds den _tegenwoordigen tijd_, welke uitgaat op _as_. Dit noemen we de tegenwoordige tijd van de _aantoonende wijs_, omdat deze een handeling aanduidt, die werkelijk geschiedt. Is een handeling voorbij of afgeloopen, dan noemt men dit den _verleden tijd_ en moet een handeling nog geschieden, dan heet dit de _toekomende tijd._ De verleden tijd gaat in Esperanto altijd uit op _is_. De tegenwoordig toekomende tijd gaat altijd uit op _os_. De verleden toekomende tijd of voorwaardelijke wijs, welke een voorwaarde aanduidt, gaat uit op _us_. De _gebiedende wijs_, welke een bevel, wensch, wil, begeerte, noodzakelijkheid, verdienste of verplichting uitdrukt, gaat uit op _u_. Deze uitgangen zijn voor alle personen enkel- en meervoud altijd dezelfde. Vervoegen we dus het werkwoord _lerni_ = leeren, dan krijgen we de onderstaande vormen: _Onbepaalde wijs_: lerni = leeren. _Aantoonende wijs, tegenwoordige tijd_: mi lernas = ik leer; vi lernas = gij leert; li, sxi, gxi, oni lernas = hij, zij, het, men leert; ni lernas = wij leeren; vi lernas = gij leert; ili lernas = zij leeren. _Aantoonende wijs, verleden tijd_: mi lernis = ik leerde of ik heb geleerd; vi lernis = gij leerdet of gij hebt geleerd; li, sxi, gxi, oni lernis = hij, zij, het, men leerde of heeft geleerd; ni lernis = wij leerden of wij hebben geleerd; vi lernis = gij leerdet of gij hebt geleerd; ili lernis = zij leerden of zij hebben geleerd. _Aantoonende wijs, tegenwoordig toekomende tijd_: mi lernos = ik zal leeren; vi lernos = gij zult leeren; li, sxi, gxi, oni lernos = hij, zij, het, men zal leeren; ni lernos = wij zullen leeren; vi lernos = gij zult leeren; ili lernos = zij zullen leeren. _Verleden toekomende tijd_, of _voorwaardelijke wijs_: mi lernus = ik zou leeren; vi lernus = gij zoudt leeren; li, sxi, gxi, oni lernus = hij, zij, het, men zou leeren; ni lernus = wij zouden leeren; vi lernus = gij zoudt leeren; ili lernus = zij zouden leeren. _Gebiedende wijs_. lernu = leer; vi lernu = leert; ni lernu = laten wij leeren. Zooals men bemerkt, kan de verleden tijd der aant. wijs _ik heb geleerd_, juist vertaald worden als _ik leerde_. Denk in 't vervolg altijd hieraan, dat in 't Esperanto het werkwoord _hebben_ als _hulpwerkwoord_ niet bestaat. Het _eenige hulpwerkwoord_ in 't Esperanto is _esti_ = zijn. Achtervoegsels _ar_, _er_ en _ej_. _Ar_(o) vormt verzamelwoorden, d.w.z. woorden, die een verzameling uitdrukken van een aantal gelijknamige voorwerpen, die tezamen een nieuwe eenheid vormen, bijv.: arbo = boom, arbaro = woud, bosch; homo = mensch, homaro = menschdom, menigte; monto = berg, montaro = gebergte. _Er_(o) duidt het kleinste samenstellende deel van een eenheid aan, bijv.: sablo = zand, sablero = zandkorrel; fajro = vuur, fajrero = vonk; polvo = stof, polvero = stofdeeltje. _Ej_(o) duidt aan de plaats, die bestemd is voor datgene, wat door het grondwoord uitgedrukt wordt, bijv.: kuiri = koken, kuirejo = keuken (plaats waar gekookt wordt); baki = bakken, bakejo = bakkerij (plaats waar gebakken wordt); pregxi = bidden, pregxejo = kerk (plaats waar gebeden wordt); lerni = leeren, lernejo = school (plaats waar geleerd wordt). Leer van buiten: domo huis kastelo kasteel muro muur tegmento dak korto open plaats kelo kelder etagxo verdieping balkono balkon sxtupo trede cxambro kamer plafono plafond planko vloer pordo deur fenestro venster seruro slot sxlosilo sleutel salono zaal tapisxo tapijt kurteno gordijn kuseno kussen meblo meubel tablo tafel segxo stoel kanapo rustbank, canapé benko bank lito bed matraco matras lulilo wieg sxranko kast komodo ladekast tirkesto lade kameno schoorsteen, haard fajro vuur tubo buis, pijp spegulo spiegel tualeto opschik, toilet loko plaats mono geld hajlo hagel mastro meester (v. h. huis) strato straat tero aarde plezuro vermaak vasta uitgestrekt, groot largxa breed proksima dichtbij ricxa rijk oportuna gemakkelijk necesa noodig ekzisti bestaan konsisti el bestaan uit konstrui bouwen detrui verwoesten, verdelgen logxi wonen kusxi liggen fermi sluiten sxlosi sluiten (met sleutel) eniri binnengaan eliri uitgaan supreniri naar boven gaan trovigxi zich bevinden stari staan kuiri koken voli willen hejti warmen bruli branden mangxi eten lavi wasschen bani baden viziti bezoeken akcepti aannemen manki ontbreken prunti leenen kies wiens, waarvan tie daar (waar men is) tien daar (waar men gaat) tie-cxi hier hejme thuis el uit gxis tot inter in, onder, tusschen apud bij pro wegens, door, ter wille van pri nopens, omtrent, met betrekking tot post na cxar want, omdat, daar do dus nek ... nek noch ... noch ne ... plu niet ... meer Vertaling: Homaro, arbaro, ostaro, hundejo, meblaro, fajrero, tualetejo, monero, logxejo, enirejo, elirejo, pregxejo, mangxajxo, mangxejo, mallargxa, malproksima, malricxa, dometo, cxambreto, skribocxambro, dormocxambro, kastelano, supro, necesajxo, vasteco, oportuneco, pordego, sxtonego, spegulego, dentdoloroj. Vertaal in Esperanto: Badkamer, hagelsteen, trap, gebit, zandkorrel, speelplaats, onderste verdieping, tusschenverdieping, ontsluiten, naar beneden gaan, wiegje, armstoel (groote stoel), waschgelegenheid. Vertaling: Hodiaux estas merkredo, hieraux estis mardo, morgaux estos jxauxdo. Hieraux mi vizitis vian patrinon kaj morgaux mi vizitos la mian. Via nevino diris, ke sxi venus hieraux, sed mi ne vidis sxin. Mi vidas la knabon, kiu ludas sur la sablo. La knabino kisis sian patrinon. Mia amikino venos morgaux. Iliaj geavoj logxis en la dometo, kiun vi vidas tie. La enirejo de la domo ne estas tre largxa. Mia frato konstruis tiun cxi domon. Se la vetero estus bela, ni elirus. Kiu logxas tie-cxi? Morgaux ni havos la dekduan de februaro. Mi malfermis la fenestron. Mi volis sxlosi la pordon, sed mi ne havis sxlosilon. Mi vidis nek mian onklon nek mian onklinon. Metu la segxon apud la tablon. Sxlosu la pordon kaj fermu la fenestron. Mi skribus longan leteron al vi. Ni eniru la cxambron. Kies estas tiu letero? Estas la mia. Sur la tegmentoj ni vidas kamentubojn. En la vilagxo ne malproksime de mia urbo logxas mia amikino; mi iros tien la postmorgauxan tagon. Donu al mi nur unu monereton. La meblaro de tiu cxi cxambro estas malnova. Vertaal in Esperanto: De ouders en de bloedverwanten kwamen om 8 uur. Wij zullen morgen om tien uur bij u zijn. Wie woont hier? Van wien is dit huis? Van mijne zuster. Zij komen spoedig, zij zullen met hun vijven zijn. Geef den sleutel aan uw zuster, zij moet hedenavond de deur sluiten. Wascht uwe handen, ze zijn vuil. De trap van ons huis is zeer hoog en smal. Ons gebit bestaat uit 32 tanden. De kinderen speelden tot 10 uur op de speelplaats en gingen toen (tiam) naar binnen. Daar het heden zeer warm is, zal ik de vensters openen. Er stond een groote stoel voor (antaux) het venster. Indien ik kan, zal ik u morgen om half zes bezoeken. Zullen uw zuster en haar vriendin ook komen? Ja, zij zullen reeds om 5 uur komen. Indien ik om half zes nog niet bij u ben, dan zal ik ook niet meer komen. Dr. Zamenhof werd geboren in het jaar 1859. CHAPTER 8 Achtste Les. Voorzetsels. De _voorzetsels_ drukken verschillende betrekkingen uit tusschen twee zelfstandigheden. Dit kunnen betrekkingen zijn van tijd, plaats, oorzaak, bezit, enz. De voornaamste voorzetsels zijn: al naar, aan en in el uit ekster buiten super boven sur op sub onder antaux vóór post na, achter apud bij (in de nabijheid) cxe bij (ten huize van) inter tusschen, onder cirkaux rondom, omstreeks kontraux tegen, tegenover anstataux in plaats van kun met, mede, te zamen met sen zonder per door, door middel van, met behulp van, met pri nopens, over, met betrekking tot por voor (doel), ten behoeve van, om te pro voor (reden), wegens, ter wille van de van da van laux volgens, naar malgraux niettegenstaande dum gedurende, terwijl preter voorbij krom uitgezonderd, behalve gxis tot tra door, dwarsdoor trans over, aan gene zijde van po naar verhouding van, per stuk je verschillende beteekenis Woorden door een voorzetsel vooraf gegaan, krijgen geen _n_ zoo ze geen richting uitdrukken. Indien het moeielijk valt het juist vereischte voorzetsel te kiezen, bezigt men het voorzetsel _je_, dat een onbepaalde beteekenis heeft. De voorzetsels worden in 't Esperanto niet zooals in 't Nederlandsch met onjuiste beteekenis gebruikt. 't Esperanto gebruikt slechts de voorzetsels in de beteekenis welke ze werkelijk hebben. De uitdrukking _op Maandag_ mag dus niet vertaald worden door _sur lundo_, maar door _je lundo_. Evenzoo _om zes uur_ wordt _je la sesa horo_. Na een _hoeveelheid_ gebruikt men het voorzetsel _da_, bijv.: botelo da vino = een flesch wijn; kilogramo da viando = een kilogram vleesch. Men lette op het verschil tusschen _botelo_ _da_ _vino_ en _botelo_ _de_ _vino_. Het eerste beteekent _een flesch wijn_ en het tweede beteekent _een wijnflesch_. Wanneer het Nederl. voorzetsel _van_ de beteekenis heeft van _uit_, dan wordt dit in 't Esperanto vertaald door _el_, bijv.: Eén van mijn broeders = Unu el miaj fratoj. Indien het aanduidt uit welke stof iets gemaakt is, of uit welke stof iets bestaat dan wordt het eveneens vertaald door _el_, bijv.: Het huis is van steen = La domo estas el sxtono. _Achtervoegsels_ _estr_, _ist_ _en_ _il_. _Estr_(o) duidt dengene aan die het hoofd, de chef of de leider is van hetgeen het grondwoord uitdrukt, bijv.: sxipo = schip, sxipestro = schipper of kapitein. lernejo = school, lernejestro = hoofd der school. urbo = stad, urbestro = burgemeester (van een stad). vilagxo = dorp, vilagxestro = burgemeester (van een dorp). _Ist_(o) duidt den persoon aan, die het beroep, het ambacht of de dagelijksche bezigheid uitoefent, door het grondwoord bedoeld, bijv.: boto = laars, botisto = laarzenmaker. instrui = onderwijzen, instruisto = onderwijzer. pordo = deur, pordisto = portier. porti = dragen, portisto = drager. _Il_(o) duidt het werktuig aan waarmede men datgene doet, wat het grondwoord uitdrukt, bijv.: haki = hakken, hakilo = hakmes, bijl. trancxi = snijden, trancxilo = mes. flugi = vliegen, flugilo = vleugel. Leer van buiten: objekto voorwerp afero zaak forno oven, kachel, fornuis poto pot pato pan kaldrono ketel kaserolo stoofpan krucxo kruik pleto schaal plado schotel supujo soepkom telero bord forko vork kulero lepel kesto kist funto pond akra scherp plata vlak, effen, plat plena vol kapabla bekwaam utila nuttig resti blijven balai vegen sxoveli scheppen trancxi snijden tondi knippen haki hakken segi zagen falcxi maaien kudri naaien gladi strijken pezi wegen (zwaar zijn) onoverg. pesi wegen (gewicht bepalen) overg. pentri schilderen skulpti beeldhouwen desegni teekenen gliti glijden tiri trekken preni nemen lasi laten teni houden kovri bedekken Vertaling: Gxardenisto, ludilo, flugilo, policestro, balailo, sxovelilo, trancxilo, tondilo, hakilo, glitiloj, malakra, malplena, malutila, utilajxo, utileco, kapableco, mangxilaro, skribilaro, desegnajxo, skulptajxo, pentrajxo, florpoto, anstatauxi, balaajxo. Vertaal in Esperanto: Burgemeester (hoofd eener stad), maatstok, geneesheer, kamermeisje, slotenmaker, meubelmaker, kok, keukenmeid, keukenbeheerder, zaag, zeis, naald, naaister, strijkijzer, strijkster, gewicht, zwaar (veel wegend), schilder, beeldhouwer, tang (om te nemen), heft (om te houden), deksel, ontblooten. Vertaling: La trancxilo trancxas bone, cxar gxi estas akra. Antaux du tagoj mi vizitis vian patrinon, kaj mia vizito faris al sxi plezuron. Cxu vi jam trovis vian teleron? Tiu afero ne tusxas min. La birdo flugis en la cxambron, kiam mi malfermis la pordon. Nun gxi flugas en la cxambro. Kien (waarheen) vi iras? Mi iras en la gxardenon. Mi metis la manon sur la tablon. Mi volis havi dekduon da ovoj. La trancxilo estis tre malakra, mi ne povis trancxi per gxi la viandon. La skribilaro estas sur la skribotablo. La servistino metis la mangxilaron antaux mi sur la tablon. Mi gratulis mian kuzinon je la naskigxtago de sxia patrino. La infanistino eniris kun la infanoj en la gxardenon. Je malbela vetero oni povas facile malvarmumi. La hundo trakuris la straton. Kiam la gxardenisto eniris la gxardenon, li vidis grandan hundon, kiu ludis kun la infano de sia mastro. Tiu ludilo kostas du guldenojn. La birdoj flugas per la flugiloj. La malricxa virino demandis por paroli kun li. Mi balais la malpurajxojn sur la planko, kaj nun mi lavos la mangxilaron. La tondisto tondis miajn harojn per la tondilo. Kiam ni vizitis la urbon, ni vidis belajn pentrajxojn. La juna servistino anstatauxos la maljunan, kiu estas nun tro maljuna por labori. Vertaal in Esperanto: De burgemeester van onze stad gaat 's zomers gedurende 3 weken naar het buitenland. De maatstok, welke ik u gegeven heb, heb ik niet meer gezien. De geneesheer zeide mij, dat mijn vader zeer ernstig ziek was (estas) en dat hij geen twee dagen meer zou leven (vivos). Het kamermeisje zal om 2 uur het middageten op de tafel zetten. De keukenmeid kookt het eten op het fornuis in de keuken. Het gewicht van deze koe is 500 pond. De schilder, die het landhuis van mijn oom wil schilderen, kwam gisteravond met den laatsten trein. De broeder van den schilder is een bekwaam beeldhouwer. De kat sprong op de tafel en at van het eten dat de meid daar plaatste. Morgen zullen wij met ons zessen uit de stad gaan. Wij zullen om 7 uur ontbijten en na het ontbijt naar mijn familie buiten gaan en daar den geheelen dag blijven. Indien het weêr niet goed zou zijn, zouden wij ook gedurende den nacht kunnen blijven. Ik hoop dat het weêr (of weder) goed blijft. CHAPTER 9 Negende Les. Trappen van vergelijking. Men kan personen, voorwerpen, enz. met elkaar vergelijken en dan kan men hebben: 1e. dat de personen enz. aan elkaar _gelijk_ zijn. Men noemt dit de _vergelijking van gelijkheid_ en drukt dit in 't Esperanto uit door de woorden _tiel ... kiel_ = (even) zoo ... als, bijv.: Li estas tiel granda kiel mi = Hij is (even) zoo groot als ik. Verder kan men de volgende vergelijkingen nog hebben: _Zulk een_ groot huis _als_ dit is, heb ik nog nooit gezien = _Tian_ grandan domon, _kia_ estas tiu cxi, mi ankoraux neniam vidis. Drink _zooveel_ water _als_ gij wilt = Trinku _tiom_ da akvo, _kiom_ vi volas. 2e. dat een persoon enz. een eigenschap in _meerdere_ of _mindere mate_ bezit dan een ander. Men noemt dit de _vergelijking van ongelijkheid_ of de _vergrootende trap_, welke wordt gevormd door de woorden _pli ... ol_ = meer ... dan, en _malpli ... ol_ = minder ... dan; bijv.; Hij is grooter (meer groot) dan ik = Li estas pli granda ol mi. Hij is minder groot dan ik = Li estas malpli granda ol mi. Zegt men evenwel: Hij is kleiner dan ik, dan vertaalt men: Hij is meer klein dan ik = Li estas pli malgranda ol mi. 3e. dat een persoon enz. onder een aantal een eigenschap in de _hoogste mate_ bezit, of wel een eigenschap bezit, die de eigenschappen van een aantal anderen overtreft. Dit noemt men de _overtreffende trap_ en wel de _betrekkelijk overtreffende trap_, omdat die slechts betrekking heeft op een bepaald aantal en wordt gevormd door de woordjes _la plej ... el_ = het meest ... van, of _la malplej ... el_ = het minst ... van; bijv.: Mijn broeder is de grootste van ons = Mia frato estas la plej granda el ni. Zooals men ziet moeten hiervoor minstens 3 personen, voorwerpen enz. zijn, anders zou men kunnen volstaan met den _vergrootenden trap_. Wordt dus in 't Hollandsch de overtreffende trap gebruikt en heeft de vergelijking plaats tusschen 2 personen of zaken, dan wordt in het Esperanto steeds de vergrootende trap gebruikt, bijv.: Van mijn twee broeders is Piet de grootste = El miaj du fratoj Petro estas la pli granda. Indien de overtreffende trap een bijwoordelijke beteekenis heeft, dan wordt 't lidwoord _het_ niet vertaald, bijv.: Hij schrijft het mooist = Li skribas plej bele. De _volstrekt overtreffende trap_ wordt gevormd door middel van de woorden _tre_ (zeer) en _kiel eble plej_ = zoo ... mogelijk, bijv.: Mia fratino estas tre bela = Mijne zuster is zeer mooi. Mia frato kuras kiel eble plej rapide = Mijn broeder loopt zoo vlug mogelijk. Achtervoegsels _ing_ en _uj_. _Ing_(o) duidt het voorwerp aan, waarin men gewoonlijk de zaak, door het grondwoord uitgedrukt, steekt of plaatst. Woorden op _ingo_ vormen die voorwerpen, welke slechts één ding tegelijk, en dan nog maar voor een gedeelte, kunnen bevatten, bijv.: plumo = pen, plumingo = penhouder; kandelo = kaars, kandelingo = blaker, kandelaar; fingro = vinger, fingringo = vingerhoed. _Uj_(o) duidt het voorwerp aan, dat datgene inhoudt of draagt, door het stamwoord uitgedrukt, bijv.: sukero = suiker, sukerujo = suikerpot; plumo = pen, plumujo = pennedoosje; pomo = appel, pomujo = appelboom; Belgo = Belg, Belgujo = België. Aanmerking: Bij namen van boomen gebruikt men ook wel het woord _arbo_, bijv.: appelboom = pomujo of pomarbo; pereboom = pirujo of pirarbo. Bij de vorming van landsnamen gebruikt men ook veel het woord _lando_, bijv.: België = Belgujo of Belglando; Frankrijk = Francujo of Franclando. Alléén _Holland_, _Groenland_, _IJsland_ en _Finland_ moeten worden vertaald _Holando_, _Grenlando_, _Islando_ en _Finlando_, en daarom ook _Hollander_, _Groenlander_, _IJslander_ en _Finlander_ door _Holandano_, _Grenlandano_, _Islandano_ en _Finlandano_. Leer van buiten: botelo flesch karafo karaf korko kurk glaso glas kaliko beker, kelk taso kop barelo vat, ton vazo vaas kuvo kuip sitelo emmer skatolo doos sako zak lampo lamp lanterno lantaarn kandelo kaars horlogxo uurwerk martelo hamer najlo spijker pinglo speld sxrauxbo schroef ligno hout karbo kool (brandstof) gaso gas alumeto lucifer porko varken sxafo schaap pano brood salo zout ovo ei sukero suiker pipro peper bombono lekkernij butero boter cigaro sigaar cigaredo sigaret lerta behendig estimata geacht tuta geheel sata verzadigd dolcxa zoet avara gierig porti dragen komenci beginnen fini eindigen difekti beschadigen ekbruligi ontsteken, aansteken, aanmaken estingi uitdooven bezoni noodig hebben peti verzoeken deziri begeeren, wenschen, verlangen respekti eerbiedigen saluti groeten trinki drinken nutri voeden perdi verliezen precipe vooral suficxe genoeg cetere overigens subite schielijk, plotseling nu nu, wel ve helaas Vertaling: Karbujo, panujo, supujo, ovingo, ovujo, pirujo, bombonujo, sukerujo, salujo, piprujo, buterujo, cigaringo, cigarujo, malfresxa, malsata, malavara, ovajxo, sxafajxo, sxafidajxo, sukerajxo, porkido, trinkajxo, dolcxajxo, nutrajxo, salero, korktirilo, lignejo, karbero, lerteco, mallerta, lavvazo, skatoleto. Vertaal in Esperanto: Varkenshok, kolenhok, kolenbak, houtloods, suikergoed, bakker, vaderland, kandelaar, vingerhoed, appelboom, sigarettenpijpje, honger, varkensvleesch, haardos, jager, stijgbeugel (voor den voet), geldbeurs. Vertaling: En la komenco de la printempo la tago estas tiel longa kiel la nokto. Somere la tago estas pli longa ol la nokto, do la nokto estas malpli longa ol la tago. La 21a de junio estas la plej longa tago. Vi estas granda, via frato estas pli granda ol vi, sed mi estas la plej granda el ni. Mi kuris rapide, mia frato kuris pli rapide kaj mia amiko kuris kiel eble plej rapide. Du homoj povas pli multe fari ol unu. Mi metis la panon en la panujon. La mangxilaro estas jam sur la tablo, ankaux la salujo, la piprujo kaj la buterujo. Cxu vi havas vian cigarujon cxe vi? Mi volis fumi sed mi vidas ke mi ne havas cigarojn cxe mi. Cxu ne estas ankoraux tempo por la tagmangxo? Mi estas tre malsata, mi mangxos pli ol hieraux. Ni tagmangxos hodiaux je duono de la sesa. La kuvo estas pli granda ol la sitelo. La domo de mia frato estas la plej alta el cxiuj domoj en la strato. Vertaal in Esperanto: Zij zette de flesch en het glas op de tafel. Deze tafel is grooter dan die van mijn broeder. Dit gebouw is hoog, de kerk is hooger, maar de toren is het hoogst. Van mijne broeders ben ik de grootste. Wat loopt het snelst? Ik verlangde den hamer en hij gaf mij de tang. Zoudt gij mij uw mes willen geven, want het is scherper dan het mijne. Het weêr was zoo slecht, dat ik niet kon komen. Zij schrijft mooi, uw zuster schrijft minder mooi, maar uwe vriendin schrijft het minst mooi. Gij loopt vlugger dan uw zuster. De jager ging in den vroegen morgen het bosch in. Ik heb mijn geldbeurs verloren. Ik schroefde het deksel van de kist. Gisteren was het weder schooner dan nu. Geef mij dien vingerhoed. Ik heb hem niet gezien. Hij ging in de houtloods en nam hout mee om het fornuis aan te maken. Ik waschte mijn handen beter dan gij. Het paard loopt het vlugst. Wanneer hebben wij den laatsten dag van de maand? CHAPTER 10 Tiende Les. Deelwoorden. _Deelwoorden_ zijn van werkwoorden afgeleid en stellen de werking voor als een voorbijgaande eigenschap of toestand. De Nederlandsche taal heeft 2 deelwoorden en wel het _tegenwoordig deelwoord_, dat de werking of handeling voorstelt als nog voortdurende en het _verleden deelwoord_, dat de werking voorstelt als afgeloopen. Het _tegenw. deelwoord_ eindigt in 't Nederlandsch op _d_ en het _verl. deelwoord_ begint meestal met _ge_, als: loopen, loopend, geloopen; leeren, leerend, geleerd; slaan, slaand, geslagen; zien, ziend, gezien; vernemen, vernemend, vernomen; begeeren, begeerend, begeerd. 't Esperanto nu heeft, behalve een tegenw. en een verl. deelwoord, ook nog een _toekomend deelwoord_, wat wij omschrijven met het woord _zullende_ vóór het werkwoord, bijv.: zullende loopen, zullende leeren, zullende slaan enz. Verder worden deze 3 deelwoorden onderscheiden in _bedrijvende_ en _lijdende_ deelwoorden. _Bedrijvende deelwoorden_ hebben altijd betrekking op den persoon, die de werking verricht en worden gevormd van de werkwoorden, door achter den stam te voegen: voor den _tegenw. tijd_ de uitgang _anta_; voor den _verl. tijd_ de uitgang _inta_; voor den _toek. tijd_ de uitgang _onta_. _Lijdende deelwoorden_ hebben altijd betrekking op den persoon of de zaak, die de handeling lijdt of ondergaat en worden gevormd van de werkwoorden, door achter den stam te voegen: voor den _tegenw. tijd_ de uitgang _ata_; voor den _verl. tijd_ de uitgang _ita_; voor den _toek. tijd_ de uitgang _ota_. Let wel op de overeenkomst van de uitgangen der _deelwoorden_ met die van de reeds geleerde uitgangen der _werkwoorden_, n.l.: tegenw. tijd uitg. _a_s, tegenw. deelw. uitg. _a_nta of _a_ta; verl. tijd uitg. _i_s, verl. deelw. uitg. _i_nta of _i_ta; toek. tijd uitg. _o_s, toek. deelw. uitg. _o_nta of _o_ta. Hieronder volgen de verschillende deelwoorden van het werkwoord _bati_ met de Nederlandsche beteekenis: bati = slaan; batanta = slaande; batinta = geslagen hebbende; batonta = zullende slaan; batata = geslagen wordende; batita = geslagen zijnde; batota = zullende geslagen worden. Deelwoorden hebben den _bijvoeglijken_ uitgang _a_ als ze op zelfst. n.w. of voornaamwoorden betrekking hebben, bijv.: la falanta sxtono = de vallende steen; la falinta sxtono = de gevallen steen; la falonta sxtono = de steen, die vallen zal; la batata knabo = de geslagen wordende jongen (de jongen, die geslagen wordt); la batita knabo = de geslagen zijnde jongen (de jongen, die geslagen werd); la batota knabo = de jongen, die geslagen zal worden. Deelwoorden kunnen ook _zelfst n.w._ worden en krijgen dan den uitgang _o_. Deze zelfst. n.w. duiden tevens aan of de persoon, die genoemd wordt, bezig is de handeling te verrichten (_anto_), of hij de handeling reeds verricht heeft (_into_) of dat hij deze nog verrichten moet (_onto_). Voor den lijdenden vorm zijn deze uitgangen resp. _ato_, _ito_ en _oto_, bijv.: savanto = iemand die redt, dus 'n redder; savinto = iemand die gered heeft; savonto = iemand die zal redden; savato = iemand die gered wordt; savito = iemand die gered is; savoto = iemand die gered zal worden. Aanmerking: Men verwarre de beteekenis van den uitgang _anto_ niet met dien van het achtervoegsel _isto_. Waar _isto_ een beroep of een ambacht te kennen geeft, duidt _anto_ slechts een persoon aan, die een werking of handeling verricht, zonder daarvan een beroep te maken. Vergelijk: skrib_isto_ = beroepsschrijver, skrib_anto_ = iemand die schrijft; kant_isto_ = beroepszanger, kant_anto_ = iemand die zingt; hak_isto_ = (hout)hakker van beroep, hak_anto_ = iemand die hakt. Verder kunnen deelwoorden _bijwoordelijk_ gebruikt worden (met uitgang _e_) als ze te kennen moeten geven, dat de handeling, die ze uitdrukken, een andere handeling vergezelde, voorafging of volgde, bijv.: La virino laboras kant_ante_ = de vrouw werkt (al) zingende (terwijl zij zingt). Trov_inte_ pomon, mi gxin mangxis = Een appel gevonden hebbend, at ik hem op. Skrib_onte_ mi prenis mian plumingon = Zullende schrijven nam ik mijn penhouder. Vok_ate_, la knabo estis en la gxardeno = De knaap, geroepen wordende, was in den tuin. (_Toen de knaap geroepen werd, was hij in den tuin_). Vok_ite_, la knabo tuj venis = geroepen geworden zijnde, kwam de knaap dadelijk. (_Toen de knaap geroepen geworden was, kwam hij dadelijk_). Vok_ote_, la knabo estis jam en la cxambro = Geroepen zullende worden, was de knaap reeds in de kamer. (_Toen de knaap geroepen zou worden, was hij reeds in de kamer_). Wanneer achter de w.w. _zien_, _hooren_, _voelen_, _vinden_ enz. (waarnemingswerkwoorden) in denzelfden volzin een ander werkwoord volgt, dat in den Nederl. zin in de onbepaalde wijs staat, moet dit in 't Esperanto als _deelwoord_ gebruikt worden, bijv.: Ik zag het paard vallen = Mi vidis la cxevalon falantan. Wij hoorden hem spreken = Ni auxdis lin parolantan. Ik voel den regen vallen = Mi sentas la pluvon falantan. Het brengt eenige moeilijkheid mede of achter dit deelwoord een _n_ geplaatst moet worden of niet. Neemt men nu eens het voorbeeld: Ik zag het paard vallen. Legt men nu den klemtoon op zàg, dan wil het zeggen: Ik zàg het paard, dat viel. Legt men den klemtoon op vàllen, dan wil het zeggen: Ik zag dat het paard viél. In de eerste beteekenis wordt het vertaald met een _n_, dus: Mi vidis la cxevalon falantan, in de tweede beteekenis zonder _n_, dus: Mi vidis la cxevalon falanta. Zooals men dus ziet, wordt het deelwoord gebruikt met een _n_, wanneer het aangeeft den toestand, waarin, of de omstandigheid, waaronder de persoon of zaak verkeert. Zonder _n_, wanneer men speciaal de werking aan wil duiden, die de persoon of zaak verricht. Inplaats van het deelwoord zonder _n_ mag men ook de onbepaalde wijs gebruiken. Bijv.: Ik zag hem loopen = Mi vidis lin kuranta, of Mi vidis lin kuri. De beteekenis is dan dus: ik zag, dat hij liép. Achtervoegsels _ul_ en _ad_. _Ul_(o) duidt personen aan die het kenmerk bezitten door het grondwoord uitgedrukt, bijv.: juna = jong, junulo = jongeling. maljuna = oud, maljunulo = grijsaard, kontraux = tegen, kontrauxulo = tegenstander. Somtijds heeft _ulo_ ook betrekking op dieren en heel zelden op voorwerpen, bijv.: piedo = voet, kvarpiedulo = viervoetig dier. korno = hoorn, kornulo = hoorndier. masto = mast, dumastulo = tweemaster. _Ad_(i of o) drukt uit dat de werking niet als een voorbijgaande, maar als een voortdurende handeling of als een toestand moet worden gedacht, bijv.: paroli = spreken, paroladi = voortdurend spreken (redeneeren), parolado = redevoering; movi = bewegen, movadi = voortdurend bewegen, movado = beweging; progresi = vorderen, progresadi = voortdurend vorderen, progresado = vooruitgang. Wanneer de onbepaalde wijs van een werkwoord in 't Nederl. als een zelfst. n.w. gebruikt wordt, dan wordt dit gewoonlijk in 't Esperanto vertaald door achter den stam van het werkwoord _ado_ te plaatsen, bijv.: Het drinken van zuiver water is gezond = La trinkado de pura akvo estas saniga. Leer van buiten: pano brood bulko broodje, kadetje tritiko tarwe faruno meel (bloem) pasto deeg supo soep kapro geit sxinko ham lardo spek ansero gans anaso eend meleagro kalkoen kuniklo konijn leporo haas fisxo visch besto dier, beest haringo haring salmo zalm sardelo sardine ezoko snoek legomo groente sxanco kans fresxa versch ranca rans franca fransch flandra vlaamsch mordi bijten sorbi slorpen soifi dorst hebben drinki overmatig drinken fumi rooken baki bakken boli koken friti bakken (braden) rosti roosteren cxasi jagen sxteli stelen diferenci verschillen tamen nochtans, evenwel uzi gebruiken tremi beven verki schrijven (v. boeken) Vertaling: Junulo, maljunulo, junulino, belulino, felicxulo, malfelicxulo, blindulo, ricxulo, malricxulo, avarulo, cxasajxo, terpomo, drinkejo, panisto, sxtelisto, policejo, kantado, ridado, dormado, parolado, uzado. Vertaal in Esperanto: Lieveling, een doove, een slechtaard, jager, drank, drinkebroer, zoetigheid (iets zoets), een rooker, een schrijver, zanger, redder, dief, tarwekorrel, varkensvleesch. Vertaling: Mi mangxis la rostitan panon. El la junuloj de mia vilagxo, la filo de la meblisto estas la plej bela. La maljunulo ekglitis, falis teren, kaj bela knabino helpis lin. La blindulo trovas la vojon per la palpo. Mi trovis lin dormantan sur la kanapo. Mi vidis sitelon starantan en la kuirejo. Mi vidis lin parolantan en la cxambro. Salutante li foriris. Kiam mi skribas leteron, mi estas skribanto kaj kiam mi verkas libron, mi estas verkisto. Mi ne povis legi la skribitan leteron. La batota knabo estis en la gxardeno. Mia en Roterdamo logxanta amiko vizitos min morgaux. La konstruita domo estas tre bela. La konstruota domo estos tre alta. La segxo staris antaux la fermita fenestro. Oni povas diri: "mi soifas" kaj ankaux "mi havas soifon". Knabineto, tremanta pro malvarmo, kuris sur la strato. La parolonto venos en la urbon morgaux je la sepa vespere. Vertaal in Esperanto: Ik hoorde haar zingen (vertaal zingende) in den salon van mijne tante. Ik zie het kind spelen (vertaal spelende). De redder loopt met den geredde. Het brood in de broodbak is niet versch, het is oudbakken. Etende menschen spreken niet veel, slapende menschen spreken nog minder. Op de straat gekomen zijnde, zag ik een vrouw, weenende van de koude. Een bijtende hond. De beminnende moeder loopt met het beminde kind. Groetende kwam hij binnen. De jonge man en de jonge vrouw zijn op het veld, spelende met de kinderen. De ooms en tantes waren in den tuin en spraken over het mooie weder. Zingende kinderen zijn vroolijke kinderen. Brood is een voedsel voor mensch en dier. Hij zal veel geld geven aan de arme kinderen van de groote stad. Wie heeft den man zien loopen? Wie hoorde den jongen lachen? De redevoering was kort maar krachtig. Het voortdurend gezang van mijn buurman, den geheelen dag van den morgen tot den avond, is niet zeer aangenaam voor den hoorder. CHAPTER 11 Elfde Les. Samengestelde Tijden. Tot hiertoe hebben we geleerd de werkwoordelijke uitgangen _as_, _is_, _os_ en _us_. Dit noemt men de uitgangen der _enkelvoudige tijden_. Er zijn ook nog _samengestelde tijden_. De samengestelde tijden worden gevormd door verbinding van het hulpwerkwoord _esti_ in de enkelvoudige tijden, met de deelwoorden. Aanmerking: Daar de Nederlandsche taal twee hulpwerkwoorden van tijd heeft, n.l. _zijn_ = esti en _hebben_ = havi, is men zeer dikwijls geneigd ook in 't Esperanto _havi_ als hulpwerkwoord te beschouwen. Wees dus op uw hoede en gebruik, ook al staat in het Nederl. het werkwoord hebben in verband met een ander werkwoord, steeds het hulpwerkwoord _esti_ = zijn. Zeg ik bijv.: _ik eet_ = mi mangxas, dan ben ik bezig met eten, dus: _ik ben etende_ = mi estas mangxanta. Zeg ik: _ik at_ of _ik heb gegeten_ = mi mangxis, dan zegt dit, dat ik nu klaar ben met eten. Gebruikt men nu in 't Nederlandsch het hulp w.w. zijn, dan wordt het: _ik ben gegeten hebbende_ = mi estas mangxinta. Zeg ik nu: ik had gegeten, dan zegt dit dat ik op zeker tijdstip, dat voorbij is, reeds klaar was met eten, dus: _ik was gegeten hebbende_ = mi estis mangxinta. In dit laatste geval hebben we dus feitelijk een dubbelen verleden tijd, want ik spreek over iets in 't verleden, hetgeen toen al verleden was, zooals: Toen hij gisteren bij mij kwam, had ik reeds gegeten = Kiam li hieraux venis cxe mi, mi jam estis mangxinta. Ik vertel dus heden, dat hij gisteren bij mij kwam, en dat ik toen reeds klaar was met eten. Voor zulke gevallen (dus voor de voltooid verleden tijd) moet men in 't Esperanto steeds de samengestelde tijden gebruiken. De voltooid tegenwoordige tijd (ik heb gegeten = mi estas mangxinta) moet alleen dan in den samengestelden tijd gebruikt worden, wanneer men speciaal te kennen wil geven dat een handeling reeds gebeurd is, bijv.: Leeft hij nog? = Cxu li vivas ankoraux? Neen, hij is gestorven = Ne, li estas mortinta. Deze zelfde regel kan ook in 't Nederl. toegepast worden. Ik kan evengoed zeggen: Ik at gisteren bij mijn oom, als: ik heb gisteren bij mijn oom gegeten. Hiervoor gebruikt men dus in 't Esperanto zooveel mogelijk den enkelvoudigen tijd. Hieronder volgen de samengestelde tijden van het werkw. lauxdi = prijzen. _Bedrijvenden vorm._ mi estas ik ben vi estis lauxdanta gij waart prijzende. li estos hij zal zijn sxi estus zij zou zijn mi estas ik ben vi estis lauxdinta gij waart geprezen hebbende. li estos hij zal zijn sxi estus zij zou zijn mi estas ik ben vi estis lauxdonta gij waart zullende prijzen li estos hij zal zijn of op 't punt van sxi estus zij zou zijn te prijzen. _Lijdenden vorm._ esti lauxdata = geprezen wordende. esti lauxdita = geprezen zijn. esti lauxdota = op 't punt van geprezen te worden of zullende geprezen worden. estu lauxdata = word geprezen. weest geprezen wordende. estu lauxdita = wees geprezen. weest geprezen geworden zijnde. estu lauxdota = wees geprezen zullende worden. wees op 't punt van geprezen te worden. estante lauxdata = wordende geprezen. estante lauxdita = zijnde geprezen. estante lauxdota = op 't punt zijnde van geprezen te worden. mi estas ik word vi estis lauxdata gij werd geprezen. li estos hij zal worden sxi estus zij zou worden mi estas ik ben vi estis lauxdita gij waart geprezen geworden. li estos hij zal zijn sxi estus zij zou zijn mi estas ik ben vi estis lauxdota gij waart op 't punt van li estos hij zal zijn geprezen te worden. sxi estus zij zou zijn Daar de deelwoorden in de samengestelde tijden altijd _bijvoeglijk_ gebruikt zijn, krijgen ze in het meervoud ook den meervoudsuitgang. Het kan ook voorkomen, dat in 't Nederlandsch de enkelvoudige tijd gebruikt wordt, waarvoor in 't Esperanto de samengestelde tijd gebruikt moet worden. Wanneer bijv. in één zin twee handelingen verricht worden, waarvan de eene reeds aan den gang was, toen de andere begon, dan moet de handeling, die reeds aan den gang was, in den samengestelden tijd gebruikt worden, bijv.: Ik las een boek, toen hij mij riep = Mi estis leganta libron, kiam li vokis min. Leer van buiten: asparago asperge brasiko kool salato salade lentoj linzen bulbo ui frukto vrucht citrono citroen kuko koek piro peer cxerizo kers frago aardbei frambo framboos daktilo dadel nukso noot (in't algemeen) juglando noot (okkernoot) avelo hazelnoot peco stuk mielo honig oleo olie vinagro azijn mustardo mosterd lakto melk servico servies fromagxo kaas kafo koffie teo thee cxokolado chocolade akvo water vino wijn biero bier brando brandewijn pipo pijp objekto voorwerp estonteco toekomst linio lijn, linie loterio loterij ondo golf tendo tent antauxdiri voorspellen malfrui laat komen fabriki vervaardigen sveni bezwijmen sopiri zuchten heredi erven dika dik rekta recht sen zonder jen estas hier is Vertaling: Laktujo, laktejo, pirujo, peceto, pipego, antauxdiro, senharulo, sopiro, heredajxo, heredanto, kafejo, kafujo, kafopoto, sxafido, malrekta, maldika. Vertaal in Esperanto: Koffiehuis, bierhuis, kerseboom, theebus, theepot, voortdurend zuchten, kaaspakhuis, sigarettenpijpje, ontbijt, middagmaal, avondmaal, iemand die altijd laat komt, iemand die dik is. Vertaling: La infano estas kisanta la patrinon. La infano estas kisata de la patrino. La knabo estis batanta la hundeton. La hundeto estis batata de la knabo. Li estos leganta mian leteron. Tiu letero estos legata de sxi. La knabino estas skribinta leteron al sia avino. Mi estas skribonta. Mi estas amata de mia patrino. Vi estas vidita en la gxardeno de mia najbaro. Tiu cxi domo estas konstruata de mia frato. La fenestro estis fermita longe, sed mi malfermis gxin. La tuta planko estis kovrita de malpurajxoj. Mi estis skribonta longan leteron al vi, sed mi ne havis tempon. Kiam ni eliris la pregxejon, ni estis vidataj de nia najbaro. Mi estas balainta la malpurajxojn sur la planko kaj nun mi lavos la mangxilaron. La policestro estis elironta, kiam malricxa virino demandis por paroli kun li. Vertaal in Esperanto: Zoudt gij mij uw mes willen geven, want het is scherper dan het mijne. Water is de beste en gezondste drank. Het weêr was zoo slecht, dat ik niet komen kon. Uwe zuster zou niet zoo vroeg aangekomen zijn als gij, indien zij niet vroeger vertrokken was dan gij. In den tuin van mijn buurman staan vele appel- en pereboomen; zij dragen veel vruchten, welke spoedig rijp zullen zijn. Zeg aan de dienstbode, dat zij de theepot en het servies in den tuin brengt (portu). Wij kunnen met het schoone weêr thee drinken in den tuin. Indien gij hongerig zijt, hier is kalfsvleesch, groenten en aardappelen; eet zooveel (tiom, kiom) gij wilt. Mijn dorst is grooter dan mijn honger. Hebt gij dorst, hier is water, bier en wijn. Toen ik gisteren thuis kwam bemerkte ik, dat ik mijn geldbeurs had verloren. Hebt gij ook gehoord of (cxu) ze gevonden is (geworden). Ik kan het u niet zeggen, maar ga naar het politiebureau en zeg het aan den politiebeambte, die daar is. Daar ik hard geloopen had, was ik zeer vermoeid. CHAPTER 12 Twaalfde Les. Onpersoonlijke Werkwoorden. _Onpersoonlijke werkwoorden_ noemen een werking, die aan geen persoon of zaak wordt toegeschreven; zij geven alleen het bestaan, het plaats vinden van de werking te kennen, zonder te vermelden wie de werking verricht. De woordjes _het_, _'t_ of _er_ die er vóór staan, worden niet vertaald, bijv.: het regent = pluvas, 't hagelt = hajlas, het stormt = ventegas. Het deelwoord van onpers. w.w. neemt den _bijwoordelijken_ vorm aan, bijv.: estis pluvinte = het had geregend. Ook in andere volzinnen bezigt men den bijwoordelijken vorm, als het onpers. w.w. geen betrekking heeft op een zelfst. n.w., bijv.: Het is gevaarlijk = estas dangxere. het is noodig = estas necese. het is warm = estas varme. Het woordje _er_ in uitdrukkingen als: _er is_, _er was_, _er zijn_, _er waren_, enz., wordt niet vertaald en wordt dus alleen _estas_, _estis_ enz. Achtervoegsels _ig_ en _igx_. _Ig_(i) beteekent iets of iemand in den toestand brengen door het grondwoord uitgedrukt, bijv.: bruli = branden, bruligi = doen branden. varma = warm, varmigi = warm maken. granda = groot, grandigi = groot maken. fali = vallen, faligi = laten of doen vallen. Aanmerking: Men zij voorzichtig met de vertaling van het werkwoord laten = lasi. Laten heeft twee beteekenissen n.l. een waarin geen verandering in den toestand gebracht wordt en een waarin wel verandering in den toestand gebracht wordt. In het eerste geval vertaalt men lasi en in het tweede geval wordt _laten_ samengesmolten met het bijbehoorende werkwoord door hierbij het achtervoegsel _ig_ te gebruiken. Bijv.: Laat de dokter komen, wordt vertaald (zonder verandering van den toestand) Lasu veni la kuraciston, en (met verandering van den toestand) Venigu la kuraciston. Verder wordt in de Ned. taal de aanvoegende wijs (welke de handeling voorstelt als gewenscht, uitgang _u_) veelvuldig uitgedrukt met het werkwoord _laten_. Dit laten mag nooit vertaald worden met het Esperanto werkwoord _lasi_ daar n.l. een verandering in den toestand wordt gebracht, bijv.: laat ons leeren = ni lernu. laat ons gaan = ni iru. laat ons beginnen = ni komencu. _Igx_(i) beteekent worden, zich maken, of in den toestand komen, wat het grondwoord uitdrukt, bijv.: pala = bleek, paligxi = bleek worden. sidi = zitten, sidigxi = zich nederzetten, gaan zitten. fari = doen (maken), farigxi = worden, ontstaan, zich tot .... maken. Wederkeerige of Terugwerkende Werkwoorden. Dit zijn werkwoorden, die een _wederkeerigheid_ of _terugwerking_ aanduiden en waarbij het _onderwerp_ van den zin tevens het _voorwerp_ der handeling is. Deze werkwoorden worden in 't Esperanto in 3 groepen verdeeld, n.l.: 1e. Werkwoorden, die de wederkeerigheid in zich sluiten, bijv.: gxoji = zich verheugen, mi gxojas = ik verheug mij. enui = zich vervelen, mi enuas = ik verveel mij. kutimi = zich gewennen, mi kutimas = ik gewen mij. imagi = zich verbeelden, mi imagas = ik verbeeld mij. erari = zich vergissen, mi eraras = ik vergis mij. vengxi = zich wreken, mi vengxas = ik wreek mij. konduti = zich gedragen, mi kondutas = ik gedraag mij. memori = zich herinneren, mi memoras = ik herinner mij. 2e. Werkwoorden, die een handeling uitdrukken, die men zichzelf of een ander kan doen ondergaan, bijv.: lavi = wasschen (men kan zichzelf en een ander wasschen). De wederkeerigheid wordt uitgedrukt door de pers. voornaamwoorden in den lijdenden vorm, dus met _n_, bijv.: mi lavas min = ik wasch mij. li lavas sin = hij wascht zich (vergelijk 4e les). ni lavas nin = wij wasschen ons. 3e. Werkwoorden, waarbij het onderwerp door de werking, die het werkwoord voorstelt, in een bepaalden toestand komt, dat het wordt (_igxas_) wat het grondwoord te kennen geeft. In dit geval gebruikt men het achtervoegsel _igx_, bijv.: zich nederzetten = sidigxi (in zittenden toestand komen). zich nederleggen = kusxigxi (in liggenden toestand komen). zich buigen = klinigxi (in gebogen toestand komen). Leer van buiten: vesto kleedingstuk vesxto mouwvest, vest jako jas pantalono broek gamasxo slobkous robo kleed, japon jupo rok mantelo mantel surtuto overjas sxtrumpo kous sxuo schoen kravato halsdoek, das cxemizo hemd maniko mouw manumo manchet kolumo halsband sxtofo stof tolo linnen tuko zakdoek, doek ganto handschoen kufo muts soldato soldaat cxapelo hoed posxo zak brava dapper simila gelijkend preta gereed gxentila beleefd cxarma bevallig acxeti koopen pagi betalen levi opheffen butonumi toeknoopen kombi kammen ornami versieren konsumi verbruiken naski baren scii weten malgraux niettegenstaande preskaux bijna aparte ter zijde, afzonderlijk kaj tiel plu (k. t. p.) en zoo voort, enz. jen estas zie hier, hier is, hier zijn Vertaling: Grandigxi, pligrandigxi, plibonigi, junigxi, plijunigxi, paligxi, rapidigxi, naskigxi, devigi, farigxi, purigi, dikigxi, maldikigxi, interesigxi, sciigi. Vertaal in Esperanto: Neusdoek, grooter maken, tevreden stellen, geruststellen, ongerust worden, rijk worden, beleefdheid, schoenmaker, versiersel, verbruik, handschoenendoos, een dapper mensch, jong maken, jonger maken, oud maken, ouder maken. Vertaling: La belaj vestoj ne estas bonaj por vi, vi malpurigos ilin en unu tago. Matene, mi vekigxas je la sepa. Tiu cxapelo plijunigas vin kelkajn jarojn. Via kantado malsanigos min. Kiam mia amikino auxdis, ke sxia patrino estas tre malsana, sxi paligxis kaj rapidigxis hejmen. Se vi ne estis devigita por eliri, mi kredas ke vi cxiam restus hejme kaj vi bone scias, ke la kuracisto estas dirinta, ke vi devas eliri almenaux dum unu horo. Mi kredas ke la vivado sur la kampo sanigas vin, vi dikigxas kaj via vizagxo ne estas plu pala. Mia posxhorlogxo estas pli bela ol la via, cxar la mia estas pli nova ol la via, sed mi kredas ke la via estas pli forta ol la mia. Mi gxojas pri via felicxo. Mi lavas min en la lavvazo. Sxi lavis sian infanon en la kuvo. Mi kutimis mangxi tre malmulte. Vi treege dikigxas. Vi ne plu povas iri tra la pordo. Mi prenis mian surtuton kaj mi foriris. Mi sidigxis sur la segxon, starantan apud la pordo. Vertaal in Esperanto: De laarzenmaker maakt schoenen en laarzen. Hij wordt soldaat. In ons land bevinden zich geen bergen, maar slechts heuvels. In den zak van mijn broek draag ik een geldbeurs en in den zak van mijn overjas draag ik een portefeuille (paperujon). In mijn schrijftafel bevinden zich vier laden. In plaats van koffie gaf hij mij thee. De hoorders verlieten (forlasi) de zaal. Hij liet den geneesheer komen. De versiering van de kamer was zeer mooi. De kamer zal vergroot worden. Hij wascht zich zonder water. Mijn overjas heeft me rijk gemaakt. De gierigaard is rijk geworden door gierigheid. De geslagen kinderen weenen. Mijn broek is te lang. Ik breng mijn schoenen naar den schoenmaker. Een dapper mensch is een dappere. Hare handschoenen zijn vuil, zij moet ze wasschen. Een mantel is een kleedingstuk voor vrouwen en meisjes. Ik had mijn manchet verloren, maar ik heb ze gevonden in den kist met gereedschappen. Ik zag een zeer groote stad, waarin zich aanhangers van onze vijanden bevonden. De 20ste Februari is de een en vijftigste dag van het jaar. Hij las: "ten vierde, de vogel vloog over het veld". Al sprekende ging hij zitten. Hij sprak over een nieuwe taal. CHAPTER 13 Dertiende Les. Korelativoj. De op achterin bijgevoegde tabel genoemde woordjes zijn verschillende soorten van _voornaamwoorden_ of _bijwoorden_, die dienen als _vragende v.n.w._, _bezittelijke v.n.w._, _vragende bijwoorden_ enz. Deze woordjes noemt men _korelativoj_. De bovenste rij van de tabel, dus _ia_, _io_, _iu_, _ie_, _ial_, _iam_, _iel_, _iom_ en _ies_ noemt men de _grondwoorden_ waarvan de andere gevormd worden. Ze worden in onbepaalde beteekenis gebruikt. Die welke beginnen met _k_ zijn vragend; Die welke beginnen met _t_ zijn aanwijzend; Die welke beginnen met _cx_ zijn alles omvattend; Die welke beginnen met _nen_ zijn ontkennend. De korelativoj op _ia_ en _iu_ kunnen den meervoudsuitgang hebben, terwijl _ia_, _iu_, _io_ en _ie_ een _n_ na zich kunnen krijgen. Eenige korelativoj worden ook wel _zelfstandig_ of _bijvoeglijk_ gebruikt, bijv.: la kialo = het waarom; kioma = hoeveelste. Korelativoj op ia en io. _Korelativoj_ op _ia_ zijn bijvoeglijk en bepalen iets omtrent de hoedanigheid of de soort. _Ia_ = de een of andere, een zekere, eenigerlei, bijv.: Ian tagon mi donos al vi la monon = De een of andere dag zal ik u het geld geven. Li acxetis iajn nuksojn = Hij kocht de een of andere soort noten. _Kia_ = welke, wat voor een, welke soort van, bijv.: Kiajn nuksojn vi preferas? = Welke (soort van) noten verkiest gij? _Tia_ = zoodanig, dusdanig, dergelijk, zulk een, zulk een soort, bijv.: Tia cxapelo kostas kvin guldenojn = Zoo'n (zulk een) hoed kost vijf gulden. _Cxia_ = elke soort van, iedere soort, elk, ieder, bijv.: Cxia persono bezonas monon = Elk mensch heeft geld noodig. _Nenia_ = geen enkele soort van, geen enkel, bijv.: Li konas nenian floron = Hij kent geen enkele (soort van) bloem. _Korelativoj_ op _io_ zijn zelfstandig en worden alleen voor zaken gebruikt. Ze hebben dan ook nooit een zelfst. n.w. achter zich. _Io_ = iets, het een of ander, bijv.: Io kusxis sur la tablo = Iets lag op de tafel. Mi vidis ion = Ik zag iets. _Kio_ = wat? (vragend voornaamwoord) bijv.: Kio povas mangxi? = Wat kan eten? Kion vi vidas? = Wat ziet gij? _Tio_ = dat. Tio estas bela = Dat is mooi. Mi vidis tion = Ik zag dat. _Tio cxi_ of _cxi tio_ = dit (in de nabijheid) bijv.: Tio cxi devas esti bona = Dit moet goed zijn. Mi portos tion cxi = Ik zal dit dragen. _Cxio_ = alles, alle, elk ding, bijv.: Cxio estas en la butiko = Alles is in den winkel. Li scias cxion = Hij weet alles. _Nenio_ = niets, niet een enkel ding, bijv.: Nenio falis = Niets viel. Mi auxdis nenion = Ik hoorde niets. Achtervoegsels _em_ en _ebl_. _Em_(a) vormt woorden, die de neiging uitdrukken tot hetgeen het grondwoord (meestal een werkwoord) uitdrukt, of de gewoonte van de hoedanigheid, in het grondwoord gelegen, bijv.: kredi = gelooven, kredema = lichtgeloovig. mensogi = liegen, mensogema = leugenachtig. babili = babbelen, babilema = babbelachtig. _Ebl_(a) drukt de mogelijkheid uit van hetgeen het grondwoord (altijd een werkwoord) beduidt, bijv.: vidi = zien, videbla = zichtbaar. legi = lezen, legebla = leesbaar. auxdi = hooren, auxdebla = hoorbaar. Leer van buiten: butono knoop broso borstel sapo zeep juvelo juweel rubando lint galono boordsel punto kant kotono katoen lano wol silko zijde veluro fluweel argxento zilver oro goud bastono stok ombrelo regenscherm magazeno magazijn butiko winkel bazaro bazar lukso pracht truo gat speco soort elefanto olifant spongo spons brocxo borstspeld ringo ring cxeno ketting galosxo overschoen cxifono vod, lor fadeno draad difekta beschadigd delikata fijn, teeder eleganta sierlijk simpla eenvoudig falsa valsch, vervalscht ebla mogelijk aminda beminnelijk sindona dienstwillig kompreni begrijpen, verstaan interesi aanbelangen intenci voornemens zijn preferi verkiezen sxangxi ruilen, verwisselen jxuri zweren, eed doen alia andere cetera overige kelka, kelke da eenige multa, multe da veel malmulta, malmulte da weinig tuta gansch kiu ajn wie het ook zij Vertaling: Eble, juvelisto, cxenero, cxifonisto, cxifonujo, lana, kombilo, levilo, gxentilajxo, edzigxo, posxhorlogxo, falsisto, legebla, kredema, kredebla, dormema, trinkebla, drinkema, pagebla, uzebla, preferebla. Vertaal in Esperanto: Zilvergeld, eenvoudigheid, jonge olifant, knoopsgat, school, leerling, schoolhoofd, onderwijzer, portefeuille, inktkoker, leerboek, leesboek, verstaanbaar, leerzaam, schrijver, werkzaam. Vertaling: Cxu vi auxdis jam ion pri tia afero? Ne, mi auxdis ankoraux nenion, sed se mi auxdos ion, mi sciigos tion al vi. Mi donos al vi cxion, kion mi havas. Kiam (toen) mi estis en la urbo, mi vidis en la butiko de la juvelisto tiajn belajn cxirkauxmanojn, ke mi eniris la butikon, kaj volis scii, kion ili kostis, sed mi povis acxeti nenian. Io estas sub la tablo. Estas tempo por cxio. Kio estas tio cxi, kion mi vidos? Nenio estas preta; tio estas malagrabla. Estis ia truo en mia posxo, cxar mi perdis mian monujon. Kia lukso estas en la salono de la ricxulo. En la butiko mi acxetis pluvombrelon. Mi sciigis tion al vi. Donu ian fadenon al mi. Mi havas nenian argxentmonon cxe mi. Apud la silko kusxas la kotona rubando. Vertaal in Esperanto: Iets ligt op de tafel. Hij hoorde iets. Een kat liep in de kamer. Een of andere vogel zat op den toren. Wat schoon is moet eenvoudig zijn. Dat, wat gebeurde, was goed. De arme knapen konden niets geven aan den armen grijsaard. Welke (wat voor soort) kant hebt gij aan uwe japon? Wat zegt gij? Welk meisje is ongelukkig? Dat is niet waar. Welke noten eet gij? Hij kent geen enkele soort menschen. In allerlei (soort) steden bevinden zich dergelijke menschen. Welken ouderdom hebt gij? Ik had iets gezien, maar ik wist niet wat. Ik zou dit gelezen hebben, maar ik had geen tijd. Neem de zeep uit het zeepbakje en wasch uwe handen. De ketting was van goud en de borstspeld van zilver. De gouden borstspeld is mooier dan de zilveren. Leg de borstel in de kast en knoop je jas toe. CHAPTER 14 Veertiende Les. Korelativoj op iu en ie. _Korelativoj_ op _iu_ kunnen zoowel voor personen als voor zaken gebruikt worden. In het eerste geval kunnen ze _bijvoeglijk_ en _zelfstandig_ gebruikt worden, en in het tweede geval alleen _bijvoeglijk_. _Iu_ = iemand, eenig, de een of andere persoon of zaak bijv.: Iu estas en la cxambro = Iemand is in de kamer. Iu viro estas en la cxambro = Een zekere man is in de kamer. Mi vidis iun = Ik zag iemand. Iu libro estas sur la tablo = Een zeker boek is op de tafel. _Kiu_ = wie of welk (vragend), bijv.: Kiu kuras en la cxambro? = Wie loopt in de kamer? Kiu viro kuras en la cxambro? = Welke man loopt in de kamer? Kiun vi vidas? = Wien ziet gij? Kiujn librojn li acxetas? = Welke boeken koopt hij? _Kiu_ = die, welke, dat (betrekkelijk) bijv.: La viro, kiu marsxas en la strato, estas maljuna = De man, die in de straat loopt, is oud. La viro, kiun mi vidas, estas maljuna = De man, dien ik zie, is oud. La libroj, kiujn mi legas, estas belaj = De boeken, welke ik lees, zijn mooi. _Tiu_ = die, dat, diegene, bijv.: Tiu (viro) sidas sur la segxo = Die (man) zit op de stoel. Tiu libro kusxas sur la segxo = Dat boek ligt op de stoel. Li legas tiujn librojn = Hij leest die boeken. _Tiu cxi_ of _Cxi tiu_ = deze of dit (in de nabijheid) bijv.: Tiu cxi (virino) estas en la domo = Deze (vrouw) is in het huis. Tiu cxi krajono kusxas sur la tablo = Dit potlood ligt op de tafel. Mi acxetas tiujn cxi pomojn = Ik koop deze appelen. _Cxiu_ = ieder, iedereen, elk een. Cxiu (infano) ludas = Elk (kind) speelt. Cxiun libron li havas = Elk boek heeft hij. Mi vidis cxiujn = Ik zag allen. _Neniu_ = niemand, geen, geen enkele, bijv.: Neniu estas en la domo = Niemand is in het huis. Li vidis neniun infanon = Hij zag geen enkel kind. Vi legas neniun libron = Gij leest geen enkel boek. _Korelativoj_ op _ie_ zijn plaats bepalende bijwoorden. _Ie_ = ergens, op de een of andere plaats, bijv.: Li devas esti ie = Hij moet ergens zijn. Ili marsxas ien = Zij loopen ergens heen. _Kie_ = waar, op welke plaats (vragend), bijv.: Kie vi logxas? = Waar woont gij? Kien vi iras? = Waarheen gaat gij? _Kie_ = waar (betrekkelijk), bijv.: Tie, kien ni iros, staras bela domo = Daar, waar wij heen gaan, staat een mooi huis. _Tie_ = daar, op die plaats, ginds, bijv.: Tie staras sxranko = Daar staat een kast. Cxu vi iras tien? = Gaat gij daarheen? _Tie cxi_ of _cxi tie_ = hier, bijv.: Cxi tie kusxas la libro = Hier ligt het boek. Venu tien cxi = Kom hier. _Cxie_ = overal, op alle plaatsen, bijv.: Cxie mi auxdis birdojn = Overal hoorde ik vogels. Ni iras cxien = Wij gaan overal heen. _Nenie_ = nergens, op geen enkele plaats, bijv.: Nenie mi vidas segxon = Nergens zie ik een stoel. Ni iras nenien = Wij gaan nergens heen. Achtervoegsel _ind_ en voorvoegsel _dis_. _Ind_(a) beteekent waardig van wat het grondwoord uitdrukt, bijv.: kredi = gelooven, kredinda = geloofwaardig. bedauxri = beklagen, bedauxrinda = beklagenswaardig. _Dis-_ beduidt verdeeling of verspreiding, bijv.: semi = zaaien, dissemi = rondzaaien (naar alle kanten zaaien.) kuri = loopen, diskuri = uiteenloopen. Leer van buiten: laboro werk klaso klasse kajero schrijfboek papero papier folio blad plumo pen inko inkt krajono potlood libro boek pagxo bladzijde leciono les progreso vooruitgang apatio onverschilligheid fervoro ijver piedpilko voetbal muso muis energio karaktersterkte ordo orde babili babbelen lingvo taal litero letter letero brief bileto briefje adreso adres justa oprecht, rechtvaardig, juist partia partijdig facila gemakkelijk korekta nauwkeurig atenta aandachtig inteligenta vernuftig severa streng nagxi zwemmen forveturi vertrekken (van treinen) renkonti ontmoeten koni kennen lerni leeren instrui onderwijzen elparoli uitspreken indulgi toegeven, ontzien, voorzichtig zijn met memori zich herinneren forgesi vergeten pensi denken opinii van meening zijn, denken imagi zich inbeelden sxanceli wankelen obei gehoorzamen klopodi trachten peni pogen erari zich vergissen, missen petoli stoeien presi drukken bindi binden observi waarnemen veturi rijden tauxgi deugen boji blaffen depost sinds Vertaling: Vidinda, akceptebla, dezirinda, respektinda, respektebla, acxetebla, acxetema, preferinda, observebla, malfacila, malatenta, malobei, malfervoro, atenteco, skribajxo, adresaro, bindisto, presilo, memorinda, disiri, disdoni, diskuri, dissendi, dissemi. Vertaal in Esperanto: Vergeetachtig, vergetenswaardig, onvergetelijk, denker, leugenachtig, wetenswaardig, adresseeren, werkman, penhouder, de onderwezen wordende, papiermand, inktkoker, gemakkelijkheid, iets gemakkelijks, uitstrooien. Vertaling: Cxu iu el vi scias la vojon? Iu persono devas scii tion. Prenu iun libron kaj legu. Li vidis iun en la gxardeno de nia najbaro. Kiu logxas en Roterdamo? Kiu birdo ne povas kanti? Kiu estas tiu granda monumento? Glaso de vino estas glaso en kiu antauxe sin trovis vino, aux kiun oni uzas por vino; glaso da vino estas glaso plena je vino. La domo en kiu ni trovigxas, estas konstruita en 1750. Ie en la arbaro logxis maljunulo. Kie via frato logxas? Antauxe li logxis tie sed nun li logxas tie cxi. Kien vi metis la sxlosilon? Sxi diris al mi kiu kaj kie li estas. Kiu estas la monto, kiun mi vidas tie? Tie, kie vi logxas, mi ankaux volus logxi. Kia estas la nomo de tiu, kiu vin sendis tien? Cxiu homo povas erari. Cxiu mezuras la aliajn per sia mezurilo. Cxiu por si, Dio por cxiuj. Cxie kaj cxiam esperantistoj estas amikoj. Dum la leciono ne estas permesate al vi rigardi cxien. Neniu estis vidinta la infanon. Neniuj homoj estis ankoraux sur la strato. Nenie mi vidis mian plumingon. Cxu vi memoras ke mi diris al vi: "iru nenien"? Vertaal in Esperanto: Heeft iemand mijn potlood gezien? Niemand zag het sinds gisteren. Vandaag ga ik nergens heen. Mijn hoed ligt ergens. Wie kent niet het schoone boek? Hij, die tevreden is, is gelukkig. Die jongens, welke deze appels stalen, gingen daarheen. Een blad papier uit dit schrijfboek. Vandaag ontmoet ik u overal. Kan iemand mij zeggen, hoe laat de laatste trein naar Z. vertrekt? Iedereen kan u dat zeggen. Daar ik niets van uw bezoek wist, zult gij u tevreden moeten stellen met ons eenvoudig middagmaal. Wat schoon is moet eenvoudig zijn. Daar het avond werd en mijne zuster nog niet thuis was, werden wij ongerust. De salon in het huis van mijn rijken buurman was prachtig versierd ter gelegenheid van (okaze de) het huwelijk van zijn dochter. De een zei dit, de andere zei dat. Waar woont hij? Waarheen brengt gij dat boek? Wij gaan daarheen. Wij gaan overal heen. Wij gaan nergens heen. CHAPTER 15 Vijftiende Les. Korelativoj op ial en iam. _Korelativoj_ op _ial_ duiden reden of oorzaak aan. _Ial_ = ergens om, om de een of andere reden, bijv.: Li ne povis veni ial = Hij kon om de een of andere reden niet komen. _Kial_ = waarom, om welke reden, bijv.: Kial li estis en la urbo? = Waarom was hij in de stad? _Tial_ = daarom, om die reden, bijv.: Tial mi venis = Daarom kwam ik. _Cxial_ = overal om, om elke reden, bijv.: La knabo ridis cxial = De jongen lachte overal om. _Nenial_ = nergens om, om geen enkele reden, bijv.: Mi iras hejmen nenial = Ik ga nergens om naar huis. _Korelativoj_ op _iam_ hebben betrekking op den tijd. _Iam_ = eens, ooit, op zekeren tijd, op een of anderen tijd, bijv.: Mi venos vidi iam = ik zal eens komen zien. _Kiam_ = wanneer, op welken tijd, bijv.: Kiam vi venos? = Wanneer komt gij? _Kiam_ = toen, in de beteekenis van als, wanneer, zoodra, bijv.: Kiam li venis, li estis bonvena = Toen hij kwam, was hij welkom. Ni estis elirontaj, kiam li alvenis = Wij zouden uitgaan, toen hij kwam. _Tiam_ = dan, toen, op dien tijd, destijds, bijv.: Tiam estis tempo por foriri = Dan was het tijd om te vertrekken. _Cxiam_ = altijd, ten allen tijde, steeds, bijv.: Li laboras cxiam = Hij werkt altijd. _Neniam_ = nooit, nimmer, op geen enkel oogenblik, bijv.: Li venas neniam = Hij komt nooit. Voorvoegsels _ek-_ en _re-_. _Ek-_ duidt een werking aan, die aanvangt of van korten duur is, bijv.: dormi = slapen, ekdormi = inslapen. kanti = zingen, ekkanti = aanheffen, beginnen te zingen. krii = roepen, ekkrio = uitroep. _Re-_ duidt een herhaling der handeling aan, bijv.: vidi = zien, revidi = herzien. veni = komen, reveni = opnieuw komen. trovi = vinden, retrovi = opnieuw vinden, weervinden. Leer van buiten: koverto omslag historio geschiedenis fabelo vertelling fablo fabel verso vers poeto dichter poezio dichtkunst teatro schouwburg dramo drama verko werk (letterkundig) muziko muziek kolego ambtgenoot majstro meester (in zijn kunst) profesoro leeraar spirito geest animo ziel prudento rede, verstand kapabla bekwaam diligenta vlijtig sagxa wijs severa streng antikva oud, antiek admono vermaning dubi twijfelen konsili aanraden demandi vragen respondi antwoorden silenti stilzwijgen mensogi liegen prepari bereiden montri toonen, aanwijzen rakonti vertellen kalkuli rekenen konduti zich gedragen rekompenci beloonen lauxdi prijzen, loven admiri bewonderen puni straffen ordoni gebieden parkere van buiten vane tevergeefs okaze toevallig prosperi bloeien, gelukken, slagen aroganta aanmatigend perfidi verraden vitrokahelo glasruit kapti vangen okaze de ter gelegenheid van Vertaling: Reveni, revidi, rediri, retrovi, ekkanti, ekgliti, ekbruligi, ekkoni, rekoni, ekdormi, resendi, verkajxo, verkisto, muzikanto, mensogulo, maldiligenta, sagxulo, represi, ekpensi, ekkomenci, rekomenci. Vertaal in Esperanto: Bewonderenswaardig, lovenswaardig, strafbaar, berekenbaar, pennedoosje, vertaler, begrijpelijk, gedicht, vertelling, begrijpelijk maken, wijzer, bezienswaardigheid, omstreken, bezoeker. Vertaling: Vivis iam regxo, kiu havis du filojn. Kien vi iros morgaux? Kial vi plendas, vi devas esti gaja, cxar vi estas sana kaj ricxa, kaj tamen vi cxiam estas malgaja. Mi neniam vidis ankoraux tiajn belajn cxirkauxajxojn. Morgaux mi iros al amiko kiu logxas en domo ie sur la kampo, apud mia naskigxurbo. Kial vi do foriras? La infaneto ploradis ial, sed la patrino ne sciis kial kaj ne povis trovi la kialon. Kiam mia amikino auxdis, ke sxi povas foriri, sxi rapidigxis hejmen. De tiam ili estas amikoj. Kiam vi vizitos vian fraton, tiam salutu lin de mi. En la tiama tempo mi vizitis Parizon cxiujare. Dek cigaroj kostas tridek cendojn, tial unu cigaro kostas tri cendojn. Tiu malsanulo cxial estas malkontenta. Mi cxiam levigxas tre frue. Vi cxiam estas malkontenta; vi cxiam deziras ion multe pli belan. Mi cxiam iras al la teatro. La infanoj ridas cxial. En tiu cxambro mi vidis nenian pentrajxon. Malesperu neniam. Mi neniam vidis ion de via laboro. Mi nenial forlasos vin. La knabo batis sian fratinon nenial. La forkurinta infano nenie estis videbla. Vertaal in Esperanto: Eens zag ik een groote stad, waarin altijd groene boomen stonden. Waarom deedt gij dat? Komt gij ergens om (om een of andere reden)? Neen, ik kom nergens om. Wanneer men iets doen moet, wil men gaarne het waarom weten. Daarom (om die reden) kwam ik gisteren niet. Gij moet niet overal om lachen. Gij deedt beter nergens aan te denken. Wanneer ik u de geschiedenis zal verteld hebben, dan zult gij begrijpen, waarom hij dat deed. Zaagt gij ooit zulke schoone omstreken? Neen, ik ben nog nooit in Amsterdam geweest. Zijt gij ooit gestraft geworden? Muziek is altijd aangenaam als ze goed is. Toen ik was ingeslapen, begon ik te droomen. Zij heffen een lied aan. Na langen tijd sliep ik in en droomde een schoonen droom. Herinnert gij u nog den dag, dat gij den eersten keer naar school gingt? Die dag is niet licht te vergeten (onvergetelijk). De onderwijzer staat voor de klasse en gebiedt den kinderen, dat zij zullen zwijgen (silentu). Het onderwijs begint. Indien de leerlingen zeer vlijtig zijn geweest, zal de onderwijzer hun een mooie geschiedenis vertellen. Hebt gij uw portefeuille verloren? Ik heb er een gevonden. U spreekt dat woord niet goed uit. Toon mij uw hand en ik zal u zeggen wie gij zijt. Verstaat gij mij? Neen, mijnheer, ik heb u niet verstaan. Ik moet hem bewonderen. Hij liegt alsof het gedrukt is. Antwoord, wanneer men u iets vraagt. De leerlingen waren zeer vlijtig. Lees- en Vertaaloefening: MALFELICxA KOMERCISTO. Juna homo, kiu en sia urbo havis nenian okupon, venis Londonon por sercxi helpon cxe unu sia parenco. Tiu cxi lasta donis al li kelkan nombron da cxapoj kaj konsilis al li stari sur la strato kaj vendi ilin. Gxoja, ke li nun povos iom perlabori, la junulo prenis la cxapojn kaj iris kun ili sur unu homplenan straton kaj sidigxis en unu oportuna anguleto. Vespere li revenas al la parenco, kaj tiu cxi demandas: Nu, cxu vi multe vendis? Ha, malgaje respondas la junulo, ecx unu cxapon mi ne vendis! Cxu vi al neniu proponis? kion do vi faris la tutan tagon? Mi tenis la cxapojn bone kasxitajn en mia korbo, por ke la polvo ilin ne malbonigu, sed proponi al iu mi ne trovis okazon en la dauxro de la tuta tago, cxar el la granda amaso da homoj, kiuj pasis antaux mi, cxiuj havis jam cxapojn sur la kapoj. (_El Fundamenta Krestomatio._) CHAPTER 16 Zestiende Les. Korelativoj op iel en iom. _Korelativoj_ op _iel_ duiden de manier of wijze aan. _Iel_ = op de een of andere wijze, bijv.: Iel li devis trovi laboron = Op de een of andere manier moest hij werk vinden. _Kiel_ = hoe, op welke manier (vragend), bijv.: Kiel vi fartas? = Hoe vaart u? _Kiel_ = als, zooals (betrekkelijk), bijv.: Diru gxin, kiel vi volas = Zeg het, zooals gij wilt. _Tiel_ = zoo, op die manier, derwijze, bijv.: Tiel vi devas uzi la plumon = Zoo moet gij de pen gebruiken. _Cxiel_ = op elke manier of wijze, bijv.: Li povas skribi cxiel = Hij kan op elke manier schrijven. _Neniel_ = geenszins, op geen enkele manier, in 't geheel niet, bijv.: Mi povis skribi al li neniel = Ik kon hem op geen enkele manier (in 't geheel niet) schrijven. _Korelativoj_ op _iom_ hebben betrekking op de hoeveelheid en worden gevolgd door _da_ indien zij een zelfst-n.w. voorafgaan. _Iom_ = wat, een beetje, een weinig, bijv.: Pruntu al mi iom da mono = Leen mij een weinig geld. _Kiom_ = hoeveel, welke hoeveelheid (vragend), bijv.: Kiom da mono vi havas? = Hoeveel geld hebt gij? _Kiom_ = als (betrekkelijk), bijv.: Diru al mi tiom, kiom vi scias = Zeg mij zooveel, als gij weet. _Tiom_ = zooveel, zulk een hoeveelheid, bijv.: Li havas tiom da mono = Hij heeft zooveel geld. _Cxiom_ = alles, de gansche hoeveelheid, bijv.: Li donis cxiom = Hij gaf alles (van hetgeen hij had). _Neniom_ = niets, niemendal, bijv.: Estis neniom de la meblaro en la domo = Er was niets van de meubelen in huis. Het achtervoegsel _um_. Het achtervoegsel _um_ heeft geen vaste beteekenis, en het verdient daarom aanbeveling de onderstaande woorden, welke de meest voorkomende met _um_ zijn, uit het hoofd te leeren. aerumi = luchten. akvumi = drenken, bevochtigen. amindumi = het hof maken. argxentumi = verzilveren. brulumo = ontvlamming, ontsteking. busxumi = muilbanden, busxumo = muilband. butonumi = toeknoopen. cerbumi = malen, tobben. datumi = dateeren, dagteekenen. gustumi = proeven. kalkanumo = hak (van een schoen), kiel (van een schip). kolumo = boord, kraag. komunumo = gemeente. krucumi = kruisigen. kulerumi = opscheppen. laktumo = hom (afgeroomde melk). lotumi = verloten. malvarmumi = kouvatten, malvarmumo = verkoudheid. manumo = manchet. martelumi = behameren. mastrumi = huishouden. nazumo = lorgnet, knijpbril. ombrumi = beschaduwen. orumi = vergulden. palpebrumi = lonken, knipoogen. parazitumi = schuimen, klaploopen. partumo = breuk of deel (wiskunde). pensiumi = pensioneeren. plenumi = vervullen. proksimume = ongeveer. sapumi = inzeepen. serpentumi = zich kronkelen. ventumi = waaien (met waaier), ventumilo = waaier. Leer van buiten: scienco wetenschap arto kunst gusto smaak, neiging religio godsdienst pacienco geduld pasio drift, hartstocht kolero gramschap, woede timo vrees humoro gemoedsgesteldheid, luim pastro priester almozo aalmoes tombo graf legxo wet rajto recht paco vrede komerco handel potenca machtig fiera trotsch modesta zedig jxaluza afgunstig egala gelijk efektiva wezenlijk, werkelijk agi handelen bapti doopen beni zegenen pregxi bidden (tot God) permesi toestaan saluti groeten voki roepen prezenti aanbieden danci dansen jugxi oordeelen savi redden pafi schieten inviti uitnoodigen konduki geleiden gardi bewaken festi feestvieren kondamni veroordeelen militi strijden vundi kwetsen Vertaling: Dancejo, fiereco, militisto, militistaro, gardisto, pafilo, tombejo, malpermesi, singardema, ekpafi, devo, komercisto, jxaluzeco, almozulo, modesteco, saluto, kondukanto, kondamnato, milito. Vertaal in Esperanto: Rechter, verhinderen, gerechtsgebouw, gerechtshof, kunstenaar, feest, humorist, handelbaar, geestigheid, vreedzaam, kwetsbaar, kanon, salvo (aanhoudend schieten), schutter, schietbaan. Vertaling: Iel mi perdis mian posxtrancxilon. Kial vi ne respondas? respondu iel. Li estas iom fiera. La kafo estas iom tro malvarma. Cxu vi volas doni al mi iom da akvo? Iel vi devas devigi tiun malobean knabon. Cxu mi povas iel servi al vi? Kiel estas la vetero? Kiel mia bofrato rakontis tion al mi, tiel gxi estas. Mi ne scias kiel min savi. Kiom da pomoj vi volas havi? Je kioma horo vi deziras ke la servisto veku vin? Donu tiom, kiom estas necesa. Via onklo estas tiel malavara kiel afabla. Tiel perdi la tempon estas malagrable. Malfortuloj cxiel devas vivi singardeme. Li volas vendi al mi cxiom. Mi mendis tagmangxon kaj formangxis cxiom. Li neniel atendis auxdi tian belan historion. Li skribis malbonege, oni neniel povas legi lian leteron. Mi komprenis nenion el tio, kion li diris. Kiu volas havi cxiom, ofte akiras neniom. Hieraux ni estas vidintaj la vidindajxojn de via urbo. Tiu akvo ne estas trinkebla, gxi estas malpura. Mia frato estas tre kredema, li kredas cxion, kion oni rakontas al li. Kiun libron vi preferas, tiun kun la verda koverto aux tiun-cxi kun la rugxa koverto? Mi preferas la verdan ol la rugxan. Vertaal in Esperanto: Heb een weinig geduld. Op de een of andere manier moet gij ons helpen. Hij vertelde mij hoe trotsch zij was. Ik weet zelf niet hoe er over (over het) te denken. Hoeveel tijd hebt gij noodig om naar de stad te gaan? Op welke manier lezen blinde menschen? Zoo te handelen is zeer onvoorzichtig. Zooveel wijn kan ik niet drinken. Geef mij evenveel melk als koffie. Geef mij alles wat drinkbaar is. Hij heeft al (de gansche hoeveelheid) het geld. Esperantisten helpen elkander op elke manier. Wij hebben dat heelemaal niet (in 't geheel niet) noodig. Gij behoeft u geenszins te verontrusten. De zieke heeft gedurende twee dagen niets gegeten. Gelooft gij, dat hij niets geen geld bij zich heeft? Toen ik uw brief ontving, deelde ik alles aan mijn vriend mede, maar hij heeft mij nog niets geantwoord. Hebt gij uw lees- en rekenboek bij u? Neen, ik heb ze vergeten. Gij zijt zeer vergeetachtig. Hij is afgunstig op uw vooruitgang. De priester zegende de menigte. Gij handelt tegen den godsdienst door zoo te spreken. Hartstocht is een slechte eigenschap. Geduld is zulk een groote schat. Lees- en Vertaaloefening: ANEKDOTO DE SWIFT. Kiam Swift prenadis novajn servantinojn, li cxiam diradis al ili, ke ili en lia domo devas antaux cxio observadi du aferojn: unue, fermi post si la pordon, kiam ili venas en cxambron, kaj due--denove fermi la pordon, kiam ili eliras. Unu fojon unu servantino petis de li la permeson iri al la festo de edzigxo de sxia fratino. Tre volonte, diris Swift, mi ecx donos al vi cxevalon kaj servanton por akompani, kaj vi povas ambaux kune veturi. Tute ekster si de gxojo, la servantino, elirante, lasis la pordon ne fermita. Kvaronon da horo post ilia forveturo Swift ordonis seli alian cxevalon kaj sendis sur gxi rapide alian servanton kun la ordono revenigi ilin. Tiu cxi trovis ilin en la mezo de vojo, kaj cxu ili volus aux ne--ili devis veturi returne. Tute depremita, la knabino eniris en la cxambron de sia sinjoro kaj demandis, kion li ordonos. Nenion pli ol nur ke vi fermu post vi la pordon, li diris kaj lasis sxin post tio cxi denove forveturi. (_El Fundamenta Krestomatio._) CHAPTER 17 Zeventiende Les. Korelativoj op ies. _Korelativoj_ op _ies_ geven een bezit te kennen. _Ies_ = iemands, bijv.: Ies cxapelo falis en la akvon = Iemands hoed viel in het water. _Kies_ = wiens (vragend), bijv.: Kies cxapelo estas tiu? = Wiens hoed is dat? _Kies_ = wiens, wier (betrekkelijk), bijv.: La knabo, kies libro kusxas tie cxi, estas malsana = De knaap, wiens boek hier ligt, is ziek. _Ties_ = diens, dier, bijv.: Ties laboro estas la plej bela = Diens werk is 't mooist. _Cxies_ = ieders, elks, van ieder, bijv.: Li prenis cxies proprajxon = Hij nam ieders eigendom. _Nenies_ = niemands, van niemand, bijv.: Mi bezonas nenies helpon = Ik heb niemands hulp noodig. Het voorvoegsel _fi_ en het achtervoegsel _acx_. Deze geven beiden een minachtende beteekenis aan het stamwoord, waarvan _fi_ op de innerlijke en _acx_ op de uiterlijke eigenschap doelt, bijv.: ficxevalo = paard met streken, cxevalacxo = knol. fiviro = man met slechte eigenschappen, viracxo = vent, kerel. fivirino = vrouw met slechte eigenschappen, virinacxo = wijf. _Het achtervoegsel_ _cxj_(o) dient om verkleinende, liefkoozende mannelijke persoonsnamen te vormen; men voegt den uitgang na den 2en tot den 5en letter van den naam, bijv.: Mihxaelo = Michiel, Micxjo = Michieltje. Petro = Pieter, Pecxjo = Pietje. _Het achtervoegsel_ _nj_(o) wordt gebruikt op dezelfde wijze als _cxj_(o), doch dient voor vrouwelijke persoonsnamen, bijv.: Mario = Marie, Manjo = Marietje. Emilino = Emilia, Eminjo = Emilietje. De uitdrukking _Mosxto_ is een beleefdheidstitel, die dient voor alle Nederlandsche titels, als: _Majesteit_, _Heiligheid_, _Excellentie_, _WelEdele_, _WelEdelGestrenge_, _Hoogedelgeboren_, enz. Wanneer de waardigheid van den te noemen persoon het woord _Mosxto_ voorafgaat, dan neemt die waardigheid den vorm van het bijv. n.w. aan, bijv.: Zijne Majesteit de Koning = Lia regxa Mosxto. Zijne Excellentie Graaf.... = Lia grafa Mosxto.... Zijne Heiligheid de Paus = Lia papa Mosxto. Leer van buiten: industrio nijverheid posxto brievenpost signo teeken stacio station raso geslacht gento volksstam regxo koning regno staat bieno goed, landgoed opinio meening perfekta volmaakt libera vrij prava wie gelijk heeft certa zeker sama zelfde sendi zenden donaci schenken (een geschenk doen) ricevi ontvangen gajni winnen akiri verkrijgen mezuri meten ofendi beleedigen plendi zich beklagen bedauxri betreuren aparteni toebehooren posedi bezitten malprava wie ongelijk heeft decidi besluiten, beslissen danki bedanken cxagreni verdrieten enui zich vervelen amuzi vermaken sin amuzi zich vermaken dauxri duren resti blijven cxesi ophouden jxeti werpen peli wegjagen, weg zenden sxajni schijnen, blijken gratuli gelukwenschen envii benijden helpi helpen zorgi zorgen supre omhoog malsupre omlaag tuj dadelijk jxus juist preskaux bijna sendube ongetwijfeld adiaux vaarwel precipe vooral suficxe genoeg tro te, teveel jen ... jen nu eens ... dan weer ju pli ... des pli hoe meer ... des te meer Vertaling: Ekplendi, posedajxo, posxtisto, ekjxeti, mallibera, libereco, regxino, regnano, malliberejo, domacxo, parolacxi, fikomercajxo, hundacxo, skribacxi, fiinfano, disflugi, deflugi, forflugi, deiri, disiri, foriri. Vertaal in Esperanto: Gevangene, gevangenschap, gelukwensch, bedelaar, vreesachtig, bang maken, dankbaar, beklagenswaardig, betreurenswaardig, benijdenswaardig, uitstrooien (werpen naar alle kanten), terugroepen, overdenken, welvaren, kunstmatig, beginnen te lachen, beginnen te weenen, beginnen te klagen. Vertaling: Ies perdo ne estas cxiam ies gajno. Cxies ideo estas diversa. Kies plumon vi uzis? Nenies, (gxi) estas mia. Ties opinio ne multe valoras. Cxu estas ies tiu cxi pinglo? Cxu tiuj estas la gepatroj, kies infanoj ludas kun la viaj? La mono ne estas ties, kiu gxin trovas. Cxies traduko estis bona. Mi estas nenies malamiko. La fervoraj infanoj estos rekompencataj, sed la malfervoraj infanoj estos punataj. Cxu vi scias kie estas la adresaro de Roterdamo? En mia libertempo de la antauxa jaro mi vizitis la plej sudan (zuidelijk) parton de nia lando, kaj admiris la belan pejzagxon (landschap). Li ne povas kompreni min aux ne volas kompreni min. Kiam ni estis revidintaj nian fraton, ni estis tre felicxaj, ke li estas en tia bonfarto. Cxar mi ne volis akcepti rekompencon pro mia konsilo, mi resendis al li la donacojn. Nenio estas perfekta. Mi tute ne estas certa, cxu vi estas prava. Vi estas malprava. La verda stelo estas signo de Esperanto. Vertaal in Esperanto: Iemands hoed viel in het water. Is dit paard van iemand? Van wien is dit papier? De vrouw, wier zoon viel, is ongelukkig. De man, wiens kind in het water viel, sprong van de brug. De moeder zeide: Wie niet wil gehoorzamen, diens straf zal groot zijn. Wees niet allemans vriend. Over deze zaak wil ik gaarne ieders meening hooren. Niemands hoed lag meer op de tafel. Ik heb niemands hulp noodig. Waar hebt gij mijn penhouder gelegd? Ik legde hem juist bij het overige schrijfgereedschap. Kan iemand mij zeggen, wie gelijk heeft? Het boek, dat mijn vriend geschreven heeft, is waardig gelezen te worden. Hij kon niet komen wegens zijn werk. Wij hebben alle bezienswaardigheden van Amsterdam bezocht. De kinderen houden niet van stil zijn en zitten, maar loopen en stoeien gaarne den ganschen dag. Ik ben niet zoo lichtgeloovig uwe leugenachtige woorden te gelooven, en ik raad u aan nooit meer over die zaak te spreken, want gij zoudt u vele vijanden maken. Ter gelegenheid van den verjaardag harer moeder leerde mijn nichtje een versje van buiten. Het geschenk van den koning was prachtig. Waarom draagt gij niet allen hetzelfde teeken? Lees- en Vertaaloefening: SEVERA BIBLIOTEKISTO. Cxiu el la regimentoj, kiuj staras en Parizo, posedas propran bibliotekon, kies gardisto estas ordinare ia maljuna sub-oficiro, kiu estas multe pli kompetenta en aferoj militaj, ol en literaturo. Unu leuxtenanto de la maristaro sendis unu fojon en tian bibliotekon sian servanton kun la komisio, ke li alportu al li el la biblioteko la 9an volumon de la vortaro de Larousse (kun la literoj I. J. K.). Post unu horo la soldato alportas al li la volumon unuan, raportante al li, ke la bibliotekisto ne povis doni la nauxan volumon al persono, kiu ne legis la ok unuajn, kaj ke, traleginte tiujn cxi, la leuxtenanto ricevos tion, kion li deziras. (_El Fundamenta Krestomatio._) CHAPTER 18 Achttiende Les. Voegwoorden. De _voegwoorden_ dienen, om zinnen of zinsdeelen met elkander te verbinden en duiden meestal eenigermate de betrekking aan, die er tusschen de zinnen bestaat. De voornaamste voegwoorden zijn: kaj = en. ke = dat. se = indien (voorwaardelijk). cxu = of, indien (twijfelend, onrechtstreeksche vraag). cxar = want, aangezien, daar. tial-ke = omdat, doordat. por ke = opdat. gxis = totdat. dum = terwijl. almenaux = tenminste. sekve = dus, bijgevolg. do = dus. kontrauxe = daarentegen. kvankam = alhoewel, ofschoon. kvazaux _of_ kiel se = alsof. cxu ... cxu = hetzij (dat) .... hetzij (dat). kiam = toen. tuj kiam = zoodra. laux tio se = volgens dat, naar gelang. antaux ol = vooraleer, alvorens, vóórdat. anstataux = inplaats van se ne ke = tenzij. esceptinte ke = behalve dat. malgraux ke = ondanks, niettegenstaande. tamen = nochtans, evenwel, toch. sed = maar, echter. De voegwoorden worden gevolgd: _a._ door de _aantoonende wijs_, wanneer de werking als _zeker_ wordt voorgesteld, bijv.: Kvankam li estas malsana = Ofschoon hij ziek is. _b._ door de _voorwaardelijke wijs_, wanneer de werking als _verondersteld_ of _voorwaardelijk_ opgegeven wordt, bijv.: Se vi estus malsana, mi irus al vi = Indien gij ziek waart, zou ik naar u gaan. _c._ door de _aanvoegende wijs_ (die den vorm heeft van de gebiedende wijs), wanneer de werking als _doel_ voorgesteld wordt, bijv.: Ordonu ke li venu = Gebied dat hij kome. Estas necese ke li iru = Het is noodig dat hij ga. _Anstataux_ en _por_ worden altijd gevolgd door de _onbepaalde wijs_, bijv.: Anstataux babiladi, laboru = Inplaats van te babbelen, werk. Mi venas por vidi = Ik kom om te zien. _Antaux ol_ kan gevolgd worden door de _onbep. wijs_, en door de _aant. wijs_, bijv.: Antaux ol foriri, li diris: = Alvorens weg te gaan, zei hij: Antaux ol li foriris, li diris: = Alvorens hij weg ging, zei hij: _Se_ wordt gevolgd door de _voorwaardelijke wijs_, wanneer men zich bevindt voor een twijfelachtige zaak, afhangende van een veronderstelling of voorwaarde, bijv.: Se vi volus, vi estus felicxa = Indien gij wildet, zoudt gij gelukkig zijn. _Por ke_ wordt altijd gevolgd door de _aanvoegende wijs_, bijv.: Por ke oni rekompencu vin, konvenas, ke vi gxin meritu = Opdat men u beloone, betaamt het, dat gij het verdient. _Ke_ wordt gevolgd door de _aanvoegende wijs_, wanneer de werking of de toestand afhangt van _een bede_, _den wil_, _de begeerte_, _de noodzakelijkheid_, _de betamelijkheid_ of _de verdienste_, door het voorafgaande w. w. uitgedrukt, bijv.: Vi meritas, ke oni pendigu vin = Gij verdient, dat men u ophange. Aanmerking: De voegwoorden, evenals de betrekkelijke voornaamwoorden, worden altijd door een komma voorafgegaan. Het is in 't Esperanto regel, in den zin een komma te plaatsen, waar die ook in 't Nederlandsch voorkomt. Wanneer het voorzetsel _zonder_ gevolgd wordt door de onbepaalde wijs, dan wordt het vertaald door _ne_ met het deelwoord, bijv.: Zonder te groeten ging hij heen = Ne salutante, li foriris. Uitdrukkingen met _dan ook_, zooals: _wie dan ook_, _wat dan ook_, _waar dan ook_, worden vertaald door _ajn_, bijv.: Kiu ajn faros gxin = Wie het (dan) ook zal doen. Kion ajn vi faros = Wat gij (dan) ook zult doen. Kie ajn vi estos = Waar gij (dan) ook zult zijn. _Voorvoegsels_ _pra-_ en _eks-_. _Pra-_ heeft een oorsprong aangevende beteekenis, meestal betrekking hebbend op vervlogen tijden. Het kan beteekenen oer-, voor-, oud- en achter-, bijv.: pratempo = oertijd; pragepatroj = voorouders; pranepo = achterkleinzoon; praonklino = oudtante. _Eks-_ beteekent voormalig, gewezen, oud, ex, bijv.: ekskapitano = voormalig kapitein. eksinstruisto = gewezen onderwijzer. eksmembro = oudlid. eksministro = exminister. Leer van buiten: Dio God universo heelal globo aardbol mondo wereld naturo natuur astro hemellichaam suno zon radio straal lumo licht luno maan stelo ster cxielo hemel aero lucht horizonto gezichtseinder horizon temperaturo luchtsgesteldheid frosto vorst negxo sneeuw glacio ijs nubo wolk nebulo nevel, mist fulmo weerlicht vento wind maro zee lago meer bordo oever, boord insulo eiland monto berg valo dal, vallei fonto fontein, bron rivero rivier konko schelp greno graan of koren ponto brug vojo weg, baan dezerto woestijn trajno trein besto dier, beest leono leeuw tigro tijger lupo wolf vulpo vos azeno ezel aglo arend korvo raaf alauxdo leeuwerik papago papegaai rano kikvorsch vermo worm serpento slang insekto insect abelo bij (insect) araneo spin formiko mier musxo vlieg papilio vlinder promeni wandelen fali vallen droni verdrinken parfumi welriekend maken, parfumeeren penetri doordringen dangxere gevaarlijk for ver, weg nepenetrebla ondoordringbaar Vertaling: Eksurbestro, praavo, praarbaro, praa, eksoficiro, malluma, malseka, leonino, tigrino, azenino, lageto, rivereto, bestego, insulano, montano, leonido, azenido, stelaro, negxero, glaciejo, glaciajxo, glaciigi, insularo. Vertaal in Esperanto: Aanhoudende vorst, licht maken, donker maken, donker worden, waterval, stralen (w.w.), lichtstraal, beginnen te vriezen, slangenbeet, boekwinkel, boekhandelaar, adresseeren, afzender, slijpen (scherp maken), slijpsteen, mogelijk maken. Vertaling: Se li scius, ke mi estas tie cxi, li tuj venus al mi. Ordonu al li, ke li ne parolu. Se la lernanto scius bone sian lecionon, la instruisto lin ne punus. Estas necese, ke li venu. Kiam vi ekparolis, ni atendis auxdi ion novan, sed baldaux ni rimarkis ke ni trompigxis. Li foriris, ne salutante. Permesu, ke mi diru tiun malagrablan veron. Mi deziras ke vi tuj respondu. Antaux ol ekparoli, oni devas pripensi. Ni revenos de la urbo je la sesa. Por ke mi auxdu viajn vortojn, estas necese ke vi rediru ilin. Ne vidinte mian amikinon dum kvar jaroj, mi ne rekonis sxin. Gardu, infanoj, ekkriis la patrino, tie estas granda hundo, kiu mordos vin. Mi neniam permesos, ke vi eliros ankoraux tiel malfrue. Estas via devo ke vi restu hejme, kaj gardu la infanojn. Kiam la gardisto venis en la plej malproksima parto de la gxardeno, li auxdis ion, sed vidante nenion, li foriris. Kian ajn libron vi legas, legu atente. Vi devas foriri kien ajn. Li devas fari tion kiel ajn. Ne estas permesate diri gxin al kiu ajn. Donu al mi ion, kion ajn. Vertaal in Esperanto: Opdat gij morgen niet te laat zult komen voor den eersten trein, zal ik u om 5 uur wekken. De arme vrouw, die uit honger een brood stal, werd door den rechter niet veroordeeld. De gevangene bracht den tijd van zijn gevangenschap door met lezen (lezende). Ik kon niet verhinderen, dat mijn broeder u beleedigde, maar gij zijt zelf de oorzaak daarvan. Ik deed den kunstenaar mijn hartelijke gelukwenschen en hij accepteerde ze vriendelijk. Wij geven niet aan bedelaars, die aan de deur komen. Indien men oud wordt, heeft men gaarne een vreedzaam tehuis. Ik ben u zeer dankbaar voor het geschenk, dat gij mij met mijn verjaardag hebt geschonken. Het is betreurenswaardig, dat gij zooveel uitgaat en zoo weinig aan uw werk denkt. Overdenk toch, dat gij nu den ouderdom hebt, op welken men het gemakkelijkst leert. Hij strooide de graankorrels naar alle kanten uit. Wilt gij de dienstbode nog eens roepen, het is noodig, dat ik haar iets beveel. Ik verzoek u dit te doen, hoe dan ook. Gij kunt het in de kamer zetten, waar dan ook. Een van u moet het gedaan hebben, wie dan ook. Gij moet uit den salon gaan, waarheen dan ook. Zoodra het kleine meisje haar vader zag aankomen, begon het te lachen. Lees- en Vertaaloefening: MIRINDAJxOJ. Okaze kunvenis kvar sinjoroj, grandaj majstroj kaj amantoj de mensogado. Longan tempon ili sidis silente, fine unu diras:--Cxu vi auxdis, kian sukceson havis Aramburo? Mi mem vidis, ke en la teatro estis tiel malvaste, ke oni ne povis aplauxdi en horizontala direkto, sed aplauxdis en vertikala.--Tre povas esti, diris la dua; kaj mi unu fojon estis en teatro, kaj prezentu al vi, tie estis tiel plenege, ke oni ne povis ridi en horizontala direkto, sed ridis en vertikala....--Cxio cxi estas malvera diris la tria; sed jen mi, kiam mi estis en Afriko, vidis negron tiel nigran, ke oni bezonis, por lin rigardi, ekbruligi kandelon.--Nu, tio cxi ankaux estas malvera, diris la kvara; sed jen mi, kiam mi estis en Anglujo, mi vidis tie maldikan frauxlinon, ke sxi bezonis du fojojn eniri la cxambron, por ke oni povu sxin rimarki. (_El Fundamenta Krestomatio_). CHAPTER 19 Negentiende Les. Nog iets over het gebruik van voor- en achtervoegsels. Vóór- en achtervoegsels kunnen ook op zichzelf gebezigd worden, bijv.: ilo = werktuig; aro = verzameling; ano = lid; inda = waardig. Vóór- en achtervoegsels kunnen samen verbonden worden en dan nieuwe woorden vormen, bijv.: ilaro = gereedschap; ebligi = mogelijk maken; disigi = scheiden; fiigxi = zich verachtelijk maken; inaro = vrouwenschaar. Bij gebruik van _meerdere voorvoegsels tegelijk_ neme men in acht, dat het voorvoegsel, op welks beteekenis de nadruk moet gelegd worden, _vooraan_ moet staan, bijv.: bogepatroj = schoonouders, in tegenstelling met natuurlijke ouders, terwijl gebopatroj beteekent: schoonvader en schoonmoeder samen. Bij gebruik van _meerdere achtervoegsels tegelijk_ neme men in acht, dat het achtervoegsel, op welks beteekenis de nadruk valt, aan het _eind_ van het samengestelde woord komt, bijv.: arbareto = klein bosch. arbetaro = een bosch van kleine boomen. Bijvoeglijk naamwoord. Het bijv. n.w. kan in 't Esperanto zoowel vóór als achter het zelfst. n.w. geplaatst worden. Men kan dus evengoed zeggen: La viro batas la knabon malfelicxan, als La viro batas la malfelicxan knabon. Het bijvoeglijk n.w. volgt het zelfst. n.w. in getal en naamval en noemt men zoo'n bijv. n.w. _attributief_ gebruikt. Het bijv. n.w. kan ook _praedicatief_ gebruikt worden en dan krijgt het _wel_ den meervouds-, doch _niet_ den 4en naamvalsuitgang. Het wordt dan _altijd_ achter het zelfst. n.w. geplaatst, bijv.: La viro batas la knabon malfelicxa = De man slaat den jongen ongelukkig (d.w.z. dat hij ongelukkig wordt). Men krijgt dus de twee volgende vormen: Mi trovas la vinon bon_an_ = ik vind den goeden wijn. Mi trovas la vinon bon_a_ = ik vind den wijn goed (dat de wijn goed is). Wanneer een praedicatief gebruikt bijv. n.w. geen betrekking heeft op een zelfst. n.w. of een pers. v.n.w., doch op een werkwoord in de onbepaalde wijs of op een geheelen volzin, dan wordt het in 't Esperanto vertaald door een bijwoord, bijv.: Hier te staan is zeer gevaarlijk. Stari tie cxi estas tre dangxere. Het is goed dat gij komt. Estas bone, ke vi venas. Leer van buiten: herbo gras radiko wortel brancxo tak burgxono bot, knop kverko eik abio spar nesto nest arko boog fero ijzer vagono wagon seka droog klara klaar, helder brila schitterend ebena glad, effen, plat profunda diep fluida vloeibaar krei scheppen tondri donderen flui vloeien blovi blazen amelo stijfsel nacio natie, volksstam gazeto krant regularo reglement kreto krijt akno puist, pukkel digo dijk, dam, wal placo plein monumento gedenkteeken sentauxga ondeugend valori waard zijn, geldig zijn barakti trappelen, spartelen ponardo dolk tabulo schoolbord ardeztabulo lei vanta ijdel taksi schatten, waardeeren disciplo leerling, volgeling fundo bodem sekreto geheim insulti beleedigen apopleksio beroerte signifi beteekenen reciproke wederkeerig hoko haak, angel peni trachten frost-sentema kouwelijk komforto gerief, gemak medalo medalje kinino kinine difekta defect pilolo pil frazo volzin cxarlatano kwakzalver sxmiri smeeren dorloti vertroetelen krocxi aanhaken, ophangen supozi veronderstellen raboti schaven gvidi leiden logi lokken trafi treffen Vertaling: Malklareco, profundeco, profundegajxo, monteto, herbejo, aglonesto, vagonaro, universestro, maristo, maristaro, fervojo, blovilo, arego, geanaroj, malebligi, malsanetulo, malsanuleto, lauxdindulino, paletigi, videbleco, pruvebleco, bedauxrindege. Vertaal in Esperanto: Vloeibaar maken, vloeibaar worden, duidelijk maken, verklaarbaar, vloeibaar te maken, schepper, beginnen te waaien, beginnen te donderen, weerschijn, schietboog, wegblazen, opvroolijken (vroolijk maken), de Esperantistenschaar, ziekenhuis, opnieuw vijand worden, opnieuw ziek worden. Vertaling: Promenante sur la strato, mi falis. La falinta viro ne povis sin levi. La pasinta tempo neniam revenos. La policanoj kondukis la malliberulojn tra la stratoj. Vidante ke pluvegis ni kunprenis niajn pluvombrelojn. Salutinte la gesinjorojn, ni foriris. Ridetante li salutis min. Dirinte tion, li foriris el la cxambro. Kiam lernanto finis la studadon de Esperanto, venas al li la demando: Kian utilon havas por mi Esperanto? Pro la nebulo ni ne povis iri antauxen, sen timo fali en profundegajxon. Elirinte la domon, ni vidis ke la vetero estis tre malbela, blovegis kaj negxis, kaj la stratoj estis tre malpuraj kaj glataj. Hieraux estis jam mallume je la kvara, la negxo ekfalis kaj ekblovegis. Akvo estas klara fluidajxo. Vidinte la leonon kaj la tigron, la infano ekploris. Fermu la fenestron, cxar estas tre malvarme kaj mi estas tre frost-sentema. La sentauxga knabo prenis pecon da kreto kaj skribis sur la dorso de la maljunulo. La monumento staris sur la placo, kontraux la digo. En la lernejo vi povas trovi tabulon kaj ardeztabulojn. Li havas grandan aknon en la mezo de sia vizagxo. La cxarlatano diris ke la sxmirajxo, kiun li vendis, estis bona cxial. Li batis la cxevalon kripla. Li kolorigos la pordon verda. Vertaal in Esperanto: De aanhoudende vorst en de strenge koude dwingen ons thuis te blijven. Laten wij naar huis gaan, het wordt reeds donker. In den zomer, bij groote hitte en droogte, zien wij dikwijls, dat sommige riviertjes geheel droog zijn. Voor het raam van den boekhandelaar zagen wij verscheidene Esperantowerken en wij haastten ons den winkel binnen te gaan en er eenige te koopen. Gij adresseert dien brief niet goed. De persoon, aan wien gij schrijft, woont niet meer in die straat, daar hij verhuisd is. Hij zal de groene deur verven. Doe uw werk goed. Hij vond den weg goed. Het is noodig, dat de bediende de messen slijpt, want ze zijn zeer bot. Gij hebt gelijk, hij zou het gisteren reeds gedaan hebben, maar de slijpsteen was defect. Het is jammer, dat het slechte weer en de vuile weg het ons onmogelijk maken, om naar u toe te komen, want wij zouden gaarne het feest bijgewoond hebben. In de diepte van de zee liggen prachtige schelpen. De verschrikkelijke afgrond was zoo diep, dat wij den bodem niet konden zien. Ik veronderstel, dat gij weet wat het waard is. Een beroerte had hem getroffen. De timmerman schaaft het hout, totdat het glad is als een spiegel. Lees- en Vertaaloefening: LA KULERETO. En bona restoracio estas granda amaso da homoj, kiuj mangxas kaj trinkas. Apud du tabletoj, proksime de la enirejo, sidas du sinjoroj, unu jam nejuna kun friponeta vizagxo; antaux li sur la tablo staras malplena glaseto kaj telero kun duono da pantrancxo kun sxinko; la dua--juna homo, dande vestita, videble jxus sidigxinta apud la tableto; li detiris siajn sxamajn gantojn kaj disbutonumas la superveston. La nejuna sinjoro legas gazeton kaj de post gxi li de tempo al tempo cxirkauxrigardas la publikon.--Servanto! vokas la juna dando: tason da kafo kaj pastecxeton! Post kelkaj minutoj la servanto alportis. La juna homo komencas trinki la kafon, rigardas cxirkauxen sur cxiuj flankoj kaj subite kasxas la kulereton de sia kafo en la posxon. Tion cxi rimarkis la maljuna sinjoro. Li vokas la servanton. Tiu cxi aperas. _Dauxrigota._ CHAPTER 20 Twintigste Les. _Eenige nieuwe voor- en achtervoegsels._ Uit de "Internacia Scienca Revuo" van December 1910 blijkt, dat de commissie voor het samenstellen van wetenschappelijke en technische woorden, de navolgende nieuwe voor- en achtervoegsels heeft aangenomen, n.l.: Het _voorvoegsel_ _hiper-_. Het hiermede samengestelde woord (_werkwoord_) beteekent: doen op de uiterste, meest werkzame manier datgene, wat door het grondwoord wordt uitgedrukt, bijv.: saturi = verzadigen, hipersaturi = oververzadigen. flui = vloeien, hiperflui = overvloeien. Het _voorvoegsel_ _mis-_. Het hiermede samengestelde woord (_werkwoord_) beteekent: slecht, verkeerd of bij vergissing doen datgene, wat het grondwoord aanduidt, bijv.: kompreni = verstaan, miskompreni = misverstaan. kunigi = verbinden, miskunigi = verkeerd verbinden. Het _voorvoegsel_ _retro-_. Het met _retro_ samengestelde woord (_werkwoord_) beteekent het doen eener handeling of beweging, tegengesteld aan die, welke door het grondwoord wordt uitgedrukt, bijv.: iri = gaan, retroiri = teruggaan. doni = geven, retrodoni = teruggeven. Dit voorvoegsel is gemaakt ter voorkoming van verwarring met het voorvoegsel _re_, wat beteekent: opnieuw de handeling verrichten in het grondwoord uitgedrukt. Het _achtervoegsel_ _iv_. Het met _iv_ samengestelde woord (_bijv. n.w._) beteekent dat datgene, wat er nader door omschreven wordt, in staat is de handeling tot stand te brengen, door het grondwoord (altijd bedrijvend werkwoord) aangeduid, bijv.: konduki = geleiden, kondukiva = geleidend. izoli = isoleeren, izoliva = isoleerend. Het _achtervoegsel_ _iz_. Het hiermede samengestelde woord (_werkwoord_) beteekent: (in werkelijkheid) insmeeren met, inwrijven met, voorzien van, bijv.: gudro = teer, gudrizi = teeren. oleo = olie, oleizi = olieën. In de figuurlijke beteekenis dient men evenwel het achtervoegsel _um_ te gebruiken. Het _achtervoegsel_ _oid_. Het hiermede samengestelde woord (_bijv. n.w._) drukt uit dat datgene, wat omschreven wordt, een overeenkomstige vorm of aanzien van het grondwoord vertoont, bijv.: sfero = bol, sferoida = bolvormig. arbo = boom, arboida = op een boom gelijkend. Het _achtervoegsel_ _oz_. Het met _oz_ samengestelde woord (_bijv n.w._) beteekent dat datgene, wat er door uitgedrukt wordt, een zoodanige hoeveelheid bevat der stof, door het grondwoord aangeduid, dat daardoor de eigenschap of het aanzien verandert, bijv.: sxtono = steen, sxtonoza = steenhoudend. kalko = kalk, kalkoza = kalkhoudend. fero = ijzer, feroza = ijzerhoudend. Leer van buiten: raso ras rizo rijst pelvo bekken, schaal, kom metio ambacht, beroep fenomeno verschijnsel betulo berk fantomo spook cinamo kaneel kavo kuil, holte kliento klant roso dauw gazo gaas vesperto vleermuis falko valk ehxo echo simio aap kalkano hiel pensio pensioen tombo graf temo onderwerp rimeno riem (leer) apetito eetlust deserto dessert, nagerecht farmo hoeve krepusko schemering brido toom, teugel fripono schurk bukedo ruiker, bouquet koto slijk, vuil sxlimo modder kulo mug pugno vuist limo grens vipo zweep aviatoro vliegenier vosto staart pecxo pek bruto vee celo doel pasero musch fazeolo boon trabo balk akcepti ontvangen streko streep leuxtenanto luitenant modesta bescheiden scivolema nieuwsgierig nuntempe thans freneza krankzinnig, gek nuda naakt, bloot griza grijs nei ontkennen cxarpenti timmeren inciti prikkelen, tergen sufoki verstikken turmenti kwellen, pijnigen, martelen vagi zwerven bucxi slachten fandi smelten, gieten forgxi smeden apogi leunen tedi vervelen civilizi beschaven sonori klinken fajli vijlen pumpi pompen plugi ploegen linii linieeren nomi noemen kribri ziften, zeven filtri filtreeren erpi eggen superi overtreffen sveni bezwijmen halti stilhouden, ophouden grimpi klimmen visxi vegen, wisschen fosi graven miksi mengen enhavi bevatten arogi aanmatigen Vertaling: Parfumisto, aera, brilo, brili, fluidajxo, fulmotondro, duoninsulo, cxielarko, sunkusxigxo, duonfrato, forgxisto, oroza, argxentoza, hipervarmigi, brulebla, bruliva, salizi, misauxdi, simioida, inferoida, retrodoni. Vertaal in Esperanto: Vergulden, teruggaan, terugzenden, opnieuw zenden, terugbetalen, opnieuw betalen, zich belachelijk maken, een klein hongerig meisje, beschaving, krankzinnigheid, vervelend, schurkenstreek, muggebeet, bescheidenheid, ambachtsman. Vertaling: La patro dividis inter ili cxion, kion li posedis. Sxi metis glacion en mian glason. Mi jxus ricevis leteron de mia familio, kiu petas, ke mi tuj revenu hejmen. Sur la sxtuparon, kovritan per irtapisxo, la servistino faligis la malpuran akvon. Kvazaux morta sxi falis teren. En somero la salmoj nagxas en la riverojn; post kelkaj semajnoj ili renagxas en la maron. Ili foriris dum la suno jxetis sian lastan radiaron sur la kamparon. Laboradu, la laboro donas la plej certan renton. Sxi gajnis suficxe por vivi per kudrado, lavado aux ia alia laborado. Simio estas tre scivolema kaj gxi faras cxion, kion gxi vidas. Ne turmento viajn instruistojn, sed klopodu, kontentigi ilin per via laborado. En Hxindujo estas mangxata multe da rizo. Por jugxi juste, oni devas scii gxuste, kio okazis. La trompisto logis multe da klientoj, cxar li logxis en belega domo. Tiu malsagxa knabo metis pecon da pecxo en sian posxon. La hundeto kuris tien kaj reen (af en aan). Sxi rakontis la sekreton al unu el siaj fratinoj kaj tiam mi baldaux sciigxis. Oni devas aerumi, cxar oni preskaux sufokigxas tie cxi pro la fumo. Vertaal in Esperanto: Door kouvatten heeft zij haar stem verloren. Hij is een vervelende vent. De man zeept zijn gezicht in en scheert zich daarna. Wilt gij mij uw manchetknoopen laten zien? Ik verzocht eenigerlei opheldering. Zeep zal een neger niet wit maken. Laat Johan komen om mijn koffer te dragen. Men richtte in het park een standbeeld van den koning op. Om de bloemen te plukken, bukte hij zich voorover. Een driedubbele draad zal niet spoedig breken (vaneenscheuren). De arbeid maakt de menschen moede en de menschen, die werken, worden moede. Het meisje maakte hare wangen wit met krijt. Niet alle menschen hebben een edel karakter. Alle personen, die willen, kunnen zonder betaling binnengaan. Zwitserland zal altijd het mooiste land van Europa blijven. De vrouw zei, dat zij voorheen drie kinderen had, en nu geen enkel meer. Hij keek achterom en zag niemand. Als men tot hiertoe Esperanto geleerd heeft, moet men ook verder studeeren. Denk er om dat de examens voor Esperanto jaarlijks moeilijker worden. Lees- en Vertaaloefening: LA KULERETO. (Dauxro kaj fino). Tason da kafo kaj pastecxeton! La postulitajxo estas alportita. La sinjoro mangxas.--Se vi volas, mi montros al vi jxonglon, li diras al la servanto, alvokinte lin. La servanto ridetas.--Rigardu: cxu tio cxi estas kulereto?--Jes, sinjoro.--Kie do gxi estas nun? demandis la sinjoro, rapide kasxante la kulereton en la posxon.--En via posxo.--Ne, ne en la mia, sed en la posxo de tiu cxi juna sinjoro. La servanto, senvole returnas sin al la dando. Tiu cxi suprensaltas.--Volu, sinjoro, elpreni la kulereton el via posxo, turnas sin al li la nejuna homo. Vole-ne-vole la dando ensxovas la manon en la posxon kaj eltiras la kulereton.--Nu, vi estas vera jxonglisto, li rimarkas konfuzite.--Jes. Prenu por la kafo; la brando estas pagita, diras la jxonglisto, jxetante moneron sur la tablon, kaj forigxas, akompanata per salutoj de la mirigita servanto kaj forportante la kasxitan kulereton. (_El Fundamenta Krestomatio._) Verkortingen. e. = ekzemple = bijvoorbeeld. k. a. = kaj aliaj = en anderen. k. c. = kaj ceteraj = en overige. k. s. = kaj similaj = en dergelijke. i. a. = inter alie = onder anderen. k. sekv. = kaj sekvantaj = en volgende. k. t. p. = kaj tiel plu = en zoo voort, enz. t. e. = tio estas = dat wil zeggen. Do. = doktoro = dokter. Fino. = frauxlino = mejuffrouw. Po. = profesoro = professor. So. = sinjoro = mijnheer. Sino. = sinjorino = mevrouw. Herhalings-Oefeningen. 1. Toen de politie kwam, gingen de menschen uiteen. Hij sprong op, hief een lied aan en liep weg. Ik zal dadelijk terugkomen. Het kind is bezig haar moeder te kussen. Hij doodde twee vijanden. Hij vulde het huis met rook. Het huis werd vol rook. De zeelucht maakt mij gezond. Ik moet hier weer genezen. Het stormde den geheelen nacht. Een vonk kan gevaarlijk zijn. Goede vriendschap is zeer aangenaam. Noch ik, noch hij heeft het gezien. De eetschaal was ledig. Dat boek is niet waard om gelezen te worden. Zijne woorden waren niet te begrijpen. Wees niet zoo vergeetachtig. Het zwaard moet in de schede zijn. Hebt gij dat ooit gehoord? Neen, nog nooit. Ik spreek van het kind. Het kind heeft zijn pen verloren. Haar vader is gestorven. Hebt gij een grooten hond en heeft hij mooie ooren? Opdat gij de kinderen niet zult wakker maken, is het noodig, dat gij niet zoo babbelt. Een honderdtal kinderen zijn in den tuin. 3 × 3 = 9, 3/4 × 3/4 = 9/16, 1/3 × 1/3 = 1/9. Hoe laat is het? Half tien. Van die twee broeders is hij de grootste. Hij is de beste van al mijn vrienden. Dit huis is van steen gebouwd. De portier opende de deur voor mij. Gisteren werd de bedrieger bedrogen. De cursus zal 5 maanden duren. Verleden Zondag heeft hij mij bezocht. Het adresboek van Rotterdam is groot. 2. Het boek, dat hier ligt, behoort aan mijn broeder, die nu ziek is. Ik heb hem nog niet gezien, maar hij zal spoedig komen. Waar gaat gij heen? De suikerpot is op de tafel, maar er is geen suiker in. Het wordt reeds avond en het weer is koud; laten wij naar binnen gaan. De zon begon reeds onder te gaan, maar het was nog zeer warm. Het werk maakte mij moede, daarom ging ik spoedig naar bed. Het feest begon, zoodra het bestuur aangekomen was. Hij woont tegenover de kerk in een groot huis. Volgens mijne meening is het wonen hier gezond; een ziek mensch kan hier spoedig gezond worden. Ongeveer de helft van de vogels stierf van de koude; de overigen vlogen naar het Zuiden. De gierigaard vreest steeds, dat men zijne bezittingen zal stelen. De molenaar is een vriend van den wind, doch te veel wind is niet goed voor den molen. De oogarts is uit de stad; indien gij geholpen wilt worden, moet gij naar een anderen dokter gaan. Die man is 60 jaar oud, maar hij ziet er uit als een persoon van 40 jaar. Gij doet zeer verstandig, door zoo te handelen. Ik zal onderzoeken, wie van u allen dit gedaan heeft. Hij is een vriend van mij, daarom mag hij elken dag komen. Hij glimlachte, terwijl hij mij een hand gaf. Het aantal menschen, dat kan zwemmen, is zeer groot. 3. Het is noodig, dat gij vlugger loopt, anders zult gij veel te laat op uw werk aankomen. Met de eene hand wees hij naar mij, terwijl hij de andere hand in den zak stak (metis). Eén van u allen heeft het gezegd, dat is zeker; nu zal ik moeten onderzoeken wie het gezegd heeft en dus de zondaar is. Een kers is een lekkere vrucht; het is jammer, dat men ze het geheele jaar niet kan koopen. Een pereboom is een boom, waaraan peren groeien. Mijn inktkoker brak in drie stukken en al de inkt viel op het boek. Zij verzorgt hare kinderen niet goed; de andere vrouw zorgt beter voor hare kinderen. Ik ben reeds dikwijls in Amsterdam geweest; het aantal malen is niet te raden. Hij verzekerde ons, dat alles, wat hij zei, de zuivere waarheid was, maar het was niet te bewijzen. Het is niet te wenschen, dat hij vóór 6 uur thuis komt, want zijn middagmaal moet nog klaar gemaakt worden. Door het slechte weer kon ik u niet vroeger bezoeken. Het geleende geld stelde mij in staat, zulke groote inkoopen te doen. Ik ben u dankbaar voor de hulp, welke gij mij gegeven hebt. De president van Frankrijk heeft verleden jaar ons land bezocht. Ik schreef aan den WelEd. Heer J. P. te Z., alwaar ook mijn broeder woont. Ik weet niet of gij dat moet doen of ik. Of het morgen mooi weer is, of dat het regent, ik ga toch uit. Hij viel dood op den grond; wij droegen hem weg en waarschuwden zijne ouders. Zonder om te kijken, liep hij mij voorbij. Nieuwsgierige menschen kijken dikwijls om. 4. Ik heb onder die menschen alles verdeeld, wat ik bezat. Oude menschen zijn zeer veranderlijk; zij willen nu eens dit, dan weer dat. De zieke was gedurende den geheelen dag omgeven door de geheele familie. Hoe minder geld hij heeft, hoe minder hij drinkt. Deze menschen wonen reeds drie jaar in een huis van steen. Heeft hij geen gelijk? Neen? In hoeverre heeft hij ongelijk? Van wien is deze beurs? Van niemand of van ieder? Voor den misdadiger staan overal netten, maar de hoofdzaak (cxefafero) is, hem er in te vangen. Het glas brak in vier stukken. Dat paard zal niet vlugger loopen, hoeveel gij het ook slaat. Evenals ik, heeft ook hij zijne gebreken, maar zij zijn niet te zien; evenwel zij zijn niet te wenschen. Wat 'n reus! Zóó groot ben ik niet. Dat is niet wenschelijk. Ik vrees, dat een of ander ongeluk hem overkomen is. Eenige uren geleden zag ik iemand op de straat; nu zie ik niemand meer. Bij slecht weêr zou men thuis moeten blijven, doch een politieagent kan dat niet doen. Dat is ongelukkig genoeg, want daardoor vatten zij dikwijls kou. Het hoofd van onze school is een zeer streng mensch, doch hij heeft goede eigenschappen en dat is te prijzen. Deze scheepskapitein drinkt veel brandewijn; hij houdt niet van koffie. Leer deze heele les van buiten. Ik eisch, dat gij vroeger naar uw werk gaat. Geef mij s.v.p. een geldstuk, opdat ik brood kan koopen en geen honger behoef te lijden. Ik gaf hem een korf vol mooie peren. Ik zal het hem zeggen, zoodra ik hem zie. Er valt een zandkorrel in mijn oog; met een beetje water kan hij er uit. 5. De koningin kwam het eerst aan. Haar geheele gevolg zou den volgenden dag komen. Hare Majesteit de koningin groette een ieder beleefd en ook zij werd door een ieder beleefd gegroet. De nieuwgekozene gaf een feestmaal. De hond leschte (trankviligi) zijn dorst, maar hij bleef nog zeer warm en moede. Leer deze les van buiten, opdat gij geene fouten zult maken. De kerk staat in het midden van het dorp. Zij is lid van de Roomsch-Katholieke kerk (eklezio). Behalve vijf gulden betalen, moest hij ook nog vijf dagen in de gevangenis doorbrengen. Toen ik het boek gelezen had, bracht ik het weg. Deze man is arm; zijn zoon is nog armer en zijn neef is de armste van alle familieleden. Toen ik naar buiten ging, zag ik, dat het weêr mooi was. Verstandige menschen zeggen steeds de waarheid, maar moeten ook kunnen zwijgen. Zij moeten alleen dán spreken wanneer het noodig is, want het is dikwijls noodig, dat men zwijgt. Zenuwachtige menschen zeggen nu eens veel te veel, dan weer kunnen ze geen enkel woord uitspreken. Indien het noodig mocht zijn, zoo ben ik steeds bereid u te helpen. Toen ik hem een gulden gegeven had, ging hij naar huis, dus, toen hij van mij een gulden ontvangen had, zag ik hem niet weer. Er zijn menschen in deze wereld, die nooit tevreden zijn; hoeveel men hun ook geeft, zij klagen steeds. Allerlei menschen gingen naar het feest, zoowel arme als rijke. Ik keek naar boven en zag drie vogels, welke boven op het dak zaten, terwijl vier vogels over het dak vlogen. 6. Overal zocht ik een rijtuig, doch nergens zag ik er een. Wat voor belooning moet ik hem geven? Wiens mes dit is, diens vriend ben ik. Het kind wilde niet gehoorzamen, daarom werd het gestraft. Men kan dat doen zonder iemands toestemming. De burgemeester van onze stad heeft ons gisteren bezocht. Die man is zeer medelijdend, hij geeft altijd aan arme menschen. Dat bevel is niet uitvoerbaar (te doen). Alles, wat gij zegt, is belachelijk. Halverwege bemerkte ik, dat ik geen geld bij mij had. Beveel haar, dat zij stil is. Dien hond te slaan is een kinderachtigheid en bedenk, dat ik niet van schurkenstreken (schurk = fripono) houd. Het kind werd rood van schaamte. Een mensen, dien men veel laat werken, wordt moede. Het fleschje brak, maar het water bleef er in. Laat Jan komen om mijn koffer te dragen. Gij handelt in strijd met uw plicht. Ik zal wachten tot zij gezongen hebben. Het kind wierp eenige steentjes in het water. Gij zult berouw hebben over die zaak. De bliksem trof het kasteel, welks toren direct in brand vloog. In het jaar 2000 zal de wereld vergaan (perei). Morgen om 2.45 n.m. ga ik weg. Tien gedeeld door vijf is twee. Het is mooi weêr; zouden wij gaan wandelen? Neen laten wij rijden. Ik heb teveel broeders en zusters. Vandaag is het Vrijdag en morgen is het Zaterdag. Deze hond is niet te vertrouwen, hij bijt spoedig. 7. Hoe minder hij arbeidt, zooveel te luier wordt hij. Waarom weet ik niet, maar toch lacht gij ergens om. Ik heb liever een glas wijn dan een wijnglas. Hij stond boven op den berg en keek naar beneden op het veld. Men hinderde mij zóó, dat ik mijn werk slecht maakte. De vader en zijn zoon gingen samen naar de kerk. Ik scheurde den brief aan stukken en strooide de stukken in alle hoeken van de kamer rond. Hij zeide dat hij mij niet gezien had, maar men kan hem slecht gelooven; men zegt dat hij een echte leugenaar is. Eerst ging ik naar Parijs, daarna naar Berlijn en eindelijk naar Antwerpen, doch nergens vond ik het verlorene terug. Als ik u morgen terug zie, zal ik zeer blij zijn, want het meest houd ik van oude goede vrienden. Door het lage water konden de schepen niet varen, de stuurlieden werden ontslagen en het overige scheepsvolk ontving pensioen. Gij allen zult getuigen zijn van de gebeurtenis, die plaats zal vinden (1 woord). Dat gezegde deed mij blozen, maar ik word niet gauw bang en liep niet weg. In hoeverre hij die belooning verdient, weet ik niet, maar ik verzeker u dat hij veel werkt, verbazend veel. Hij, die niet werkt, zal ook niet eten. Ik weet niet welke van die twee jongens de oudste is, maar ik geloof dat de grootste de jongste is. Het is mij onmogelijk, op zoo'n papier goed te schrijven, maar ik zal mijn best doen, opdat ik mij niet over mijn schrift behoef te schamen, en de menschen niet zullen zeggen: wat een slecht schrift (1 woord). Dat, wat mij niet raakt, zal mij niet ongerust maken. De man met wiens automobiel de dieven vluchtten, is nu gestorven; de misdadigers hadden hem bijna vermoord. 8. Deze portier is een zeer sterke man; zijn voorganger was zeer zwak; ik zag hem eens vechten; hij viel op den grond en brak zijn been. De mijnwerkers moeten veel werken; schaapherders en politieagenten bijna nooit. Eene koe loopt vlug, een paard loopt vlugger, doch een hond loopt het vlugst. Nadat zij de appels gestolen hadden, gingen zij naar huis; zonder iets aan hunne ouders te zeggen, gingen zij naar bed, sliepen spoedig in en bleven rustig slapen tot 7 uur den volgenden morgen. Nadat het den halven dag had geregend, helderde de lucht op, de zon kwam te voorschijn en het weêr werd prachtig. Heden las ik een mooie vertaling van den brand te Scheveningen. De schrijver was verrukt over het prachtige gezicht, dat hij 's morgens aan het strand (vert. zeeoever) genoot en over het nog veel mooiere gezicht, dat hij 's avonds gedurende den brand waarnam. Weet gij wel, hoe laat het reeds is? Het is al kwart voor acht en de muziek begint om kwart over acht. Laten wij ons dus haasten, want ik verlang, dat gij het hoort. Toen ik het boek gelezen had, gaf ik het aan mijn zwager. Vroeger waren de menschen veel sterker dan in den tegenwoordigen tijd. Ik wensch, dat gij vroeger naar uw werk gaat; gij zijt altijd laat. Onze vroegere hoofdonderwijzer is nu hoofd der school in mijn geboorteplaats. In mijn tuin groeit een groote verscheidenheid van bloemen, maar de mooiste van allen is de roos. Vriendschap is zeer aangenaam, maar door een zoogenaamden vriend met een stok geslagen te worden, is geen bewijs van vriendschap. Hij is een groote schreeuwer; het schijnt, dat hij denkt, dat alle menschen doof zijn. Deze man heeft mooie appelboomen, maar indien gij iets moois wilt zien, ga naar mijn buurman, die heeft veel moois in den tuin. Om met een weegschaal te kunnen wegen, moet men gewichten hebben, opdat men het gewicht van een voorwerp kan bepalen. 9. Ik zag eens een armen man. Al zijn kleeren waren versleten (verslijten = eluzi). Wat hij sprak kon niemand verstaan. Van overal kwamen kinderen aangeloopen om zoo'n vreemden man te zien. Ieder kind wilde hem het beste zien en gebruikte allerlei middelen, de anderen weg te drukken. Hij begon weer iets te spreken, maar daar hij te zacht sprak, kon men niets hooren. Iemand van de politie liep naar hem toe en vroeg hem, wie hij was, van waar hij kwam, hoe hij heette, wiens onderdaan hij was, waarom hij niet beter gekleed was, hoeveel kinderen hij had, wat zijn beroep was en wanneer hij hierheen gekomen was. De man keek den politieagent flink in de oogen en zei toen in het Esperanto: Ik spreek slechts de Spaansche taal en een weinig Esperanto. Gelukkig, zei de politieman, dat laatste spreek ik ook. Toen begon hij Esperanto te spreken en vroeg alles nog eens. Wat een geluk is dat voor mij, zeide de arme man; ergens ver van mijn vaderland met iemand te kunnen spreken. Daar, zeide hij, steeds wijzende naar het Zuiden, ligt mijn vaderland, mijn Spanje. Overal ben ik al geweest, doch nergens en nog nooit in zulke droevige omstandigheden als hier. Ik heb veel geld bij mij; ik zal u alles geven, zoodat ik niets overhoud. Zoo arm als gij misschien denkt, ben ik niet, doch ik heb een voorgevoel (antauxsento) dat men mij om de een of andere reden het geld zal ontrooven (forrabi). Op de een of andere manier zal men misschien trachten dit te doen. Ik ben echter niemands vijand, ik heb totaal geen vijand, daarom kan het gebeuren, dat men mij heelemaal geen kwaad doet. Maar ik zal uwe vragen beantwoorden. Ik ben een spaansch hoveling. Gij kent koning Alfonso? Nu, diens onderdaan ben ik. Om geen enkele reden zal ik voor u de waarheid verzwijgen. Ik had een of andere boodschap voor den koning van Denemarken. Wegens de spoorwegstaking kon ik Madrid op geen enkele manier verlaten en op last van den koning moest ik op elke manier trachten, Madrid te verlaten. Ik deed mijn best, want de koning wordt overal direct boos om, en ik moest een geldzending overbrengen. Ik verliet Madrid door middel van een luchtballon (aerostato), hopende te kunnen landen (surterigxi) daar, waar geen staking heerschte. Ik nam geen voedsel mee en droeg mijn beste kleeren. De ballon daalde niet, voordat ik deze stad bereikte. Ginds nabij dat kleine huis ben ik geland. De menschen beroofden mij van al mijn kleeren en gaven mij deze vodden terug en ook het geld. Daarom heb ik zooveel geld bij mij. Ik verzeker u, ik ben een ieders vriend en wil niets kwaads doen. Mag ik om iemands hulp verzoeken? Natuurlijk, zeide de politieman en leidde den man, die beefde van koude, honger en dorst, naar het politiebureau, waar men voor alles zorgde. 10. Toen wij het huis bereikt hadden gingen wij naar binnen. Aan den boom had hij een touw gebonden. Hij was door het leven wakker geworden. De verwelkte bloemen liggen in den tuin (verwelken = velki). Zijn gezicht was rood geworden van schaamte. Hij had den drank vervloekt door te zeggen: "Vervloekte drank" (vervloeken = malbeni). Het blad (tabulo) van de tafel was geheel gebarsten. Ik had hem om 5 uur gewekt. Eindelijk was het huis bereikt. De geel geworden bladeren lagen op den grond. Hij was door het leven wakker gemaakt. Ik zou de vloer aangeveegd hebben, indien hij niet zoo bedekt geweest was met zand. Ik zou niet zoo dik geworden zijn, indien ik niet zoo veel geld verdiende. Gisteren zag ik mijn ouden buurman nog; die was zeer oud geworden. Dit huis is gebouwd in het jaar 1910; mijn broer zou het gebouwd hebben, maar werd ziek en het duurde te lang eer hij weer gezond werd. Zonder aan zijn kinderen te denken, ging hij in de herberg en dronk zooveel, tot hij dronken was. Daar ik hem niet gezien had, wist ik daar niets van. Ofschoon het weinig geregend had, waren de rivieren goed bevaarbaar. Men zegt dat in het buitenland hongersnood (malsatego) heerscht, maar ik heb daarvan niets gelezen. Evenwel, ik zou het ook niet gelezen kunnen hebben, want ik moet de courant nog ontvangen. De meeren in Holland zijn bijna allen drooggemaakt (senakvigi); maar toen de menschen ze drooggemaakt hadden, kon het land nog niet dadelijk bewerkt worden. ESPERANTO-EXAMENS 11 OCTOBER 1916. Opgave Examen A. _Ter vertaling_: 1. Als de kat ziek was, zou ze niet eten. 2. Uw huis is zeer oud, verkoop het. 3. Een viertal musschen zat op het dak. 4. Zij zeide het haar tweemaal. 5. In den herfst is het niet meer zoo warm als in den zomer. 6. Gij moet dat zoo goed mogelijk doen. 7. De soldaten marcheerden zingende door het dorp. 8. Vele gewonden sterven, verlaten op het veld. 9. Een mes snijdt goed als het scherp is. 10. Maria is de oudste van zijne zusters. 11. Des morgens verschijnt de zon opnieuw. 12. Ik herinner mij den naam van die bloem niet. 13. De kat sprong van den stoel op de tafel. 14. Wij reden (te paard) door een bosch waar de takken voortdurend onze schouders raakten en de vogeltjes voortdurend zongen tusschen de groene bladeren. 15. Mijn dochtertje had een gulden gespaard. 16. Te veel zout bederft het eten. 17. Het geheugen verzwakt als men oud wordt. 18. Die daad is zeer te betreuren. 19. Zijn slecht schrift is niet te lezen. 20. Hare voorouders leefden in Engeland. OVERZICHT KORELATIVOJ. +--------------+-----------------------------------------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+ | | KUNNEN VERANDEREN: | | | | | | Bezitter of | | |-----------------------------------------------| Plaats. | Reden | | Manier | | eigenaar. | | | Soort. | Onbenoemd | Bepaalde | | of | Tijd. | of | Hoeveelheid. | (Persoon of | | | Hoedanigheid. | ding. | persoon | | oorzaak. | | wijze. | | zaak). | | | | | of zaak. | | | | | | | +--------------+---------------+---------------+---------------+---------------|---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+ | | Ia | Io | Iu | Ie | Ial | Iam | Iel | Iom | Ies | |Grondwoorden. | de (het) een | iets, | iemand, | ergens, | ergens om, | eens, ooit, | op de een of | wat, | iemands, | | | of andere, | het een of | eenig, | op de een of | om de een of | op zekeren | andere wijze | 'n beetje, | van den een | | | een zekere, | het ander. | de een of | andere plaats.| andere reden. | tijd, op de | | een weinig, | of ander, | | | eenigerlei. | | andere persoon| | | een of andere | | iets. | van iets. | | | | | of zaak. | | | tijd. | | | | | | | | | | | | | | | | | Kia | Kio | Kiu | Kie | Kial | Kiam | Kiel | Kiom | Kies | |Vragend. | welke, | wat. | wie, die, | waar, | waarom, | wanneer, | hoe, op welke | hoeveel, | wiens, | |Betrekkelijk. | wat voor een, | | welke, dat, | op welke | om welke | op welke tijd,| manier, | welke | wier, | |Uitroepend. | welke soort | | dewelke. | plaats. | reden. | toen, als, | hoedanig, | hoeveelheid | van wie, | | | van. | | | | | zoodra. | als, zooals. | als. | welks. | | | | | | | | | | | | | | Tia | Tio | Tiu | Tie | Tial | Tiam | Tiel | Tiom | Ties | | | zoodanig, | dat. | die, dat, | daar, ginds, | daarom, | dan, toen, | zoo, | zooveel, | diens, | |Aanwijzend. | dusdanig, | | diegene. | op die plaats.| om die reden. | op dien tijd, | op die manier,| zulk een | dier, | | | dergelijk, | | | | | destijds. | derwijze. | hoeveelheid. | van die, | | | zulk een, | Tio cxi | Tiu cxi | Tie cxi | | | | | deszelfs. | | |zulk een soort.| dit. | dit. | hier. | | | | | | | | | | | | | | | | | | | Cxia | Cxio | Cxiu | Cxie | Cxial | Cxiam | Cxiel | Cxiom | Cxies | |Verdeelend. |elke soort van,| alles, | ieder, | overal, | overal om, | altijd, | op elke manier| alles, | ieders, | |Alles | iedere soort, | alle, | iedereen, | op alle | om elke reden.| ten allen | of wijze. | de gansche | elks, | |omvattend. | elk, | elk ding. | elk een. | plaatsen. | | tijde, steeds.| | hoeveelheid. | van ieder. | | | ieder. | | | | | | | | | | | | | | | Nenial | Neniam | Neniel | Neniom | Nenies | | | Nenia | Nenio | Neniu | Nenie | nergens om, | nooit, | geenszins, | niets, | niemands, | | | geen enkele | niets, | niemand, | nergens, | om geen | nimmer, | op geen enkele| niemendal. | van niemand. | |Ontkennend. | soort van, | niet een enkel| geen, |op geen enkele | enkele reden. | op geen enkel | manier, | | | | | geen enkel, | ding. | geen enkele. | plaats. | | oogenblik. | in 't geheel | | | | | geenerlei. | | | | | | niet. | | | +--------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+---------------+ AANTEEKENINGEN [1] Evenals in 't Nederlandsch in _hij kan vliegen_, _hij wil schrijven_ de tijdvorm in slechts één werkwoord wordt uitgedrukt, gebeurt dit ook in 't Esperanto, dus _li povas flugi_, _li volas skribi_. [2] De uitgang _os_ wordt later verklaard. UITGAVEN VAN W. ZWAGERS TE ROTTERDAM. ESPERANTO-UITGAVEN. _A. BLOK._ HET ESPERANTO IN TWINTIG LESSEN, bewerkt voor Zelfonderricht. Cursus en Schoolgebruik, _zevende druk_ ing. f  1.10. gecart. f 1.65. _A. BLOK._ SLEUTEL OP HET ESPERANTO IN TWINTIG LESSEN, ten behoeve van Zelfstudeerenden en Onderwijzers in Esperanto, _derde druk_ f 0.50. _A. BLOK._ ESPERANTO-ZAKWOORDENBOEKJE. Esperanto-Nederl. en Nederl.-Esperanto f 0.55. Een populaire uitgave, waarin men de meest gebruikt wordende woorden en uitdrukkingen kan vinden. Het leent zich uitnemend om steeds bij zich te dragen. _MERKURIO_ (Rotterd. Esp.-Vereen.) HANDELSBRIEVENBOEK ESPERANTO-NEDERLANDSCH f 1.20. Voor _Vereenigingen_ gelden tevens de getalsprijzen: bij 5 ex. f 1.-, 10 ex. f 0.90, 25 ex. f 0.85, 50 ex. f 0.80 per ex. Leden van Vereenigingen kunnen dus dit uitnemende boekwerk, waar alle soorten brieven, ook voor _particulier gebruik_, in voorkomen, bij gezamenlijke bestelling voor een beduldend lageren prijs bekomen. WAAR FAALT HET PLAN DER PACIFISTEN? Esperanto, fundament voor wereldvrede? 10 ct. UITGAVEN VAN W. ZWAGERS TE ROTTERDAM. --- Provided by LoyalBooks.com ---